3 0 oktober 1990 465 bij waren de heer Koekkoek, die een relatie legde met budgettoe name, en de heer Taks die de mogelijkheden tot formatiebeheer aanroerde. Ik wil in zijn algemeenheid graag dit erover zeggen. De omvang van ons ambtelijk apparaat is uiteraard eerst en voor al afhankelijk van de taken die wij aan dat ambtelijke apparaat voorleggen, die de raad akkordeert en ook bij de begroting auto riseert. Dat is vooralsnog de belangrijkste relatie tussen het takenpakket en het formatiebeleid. En natuurlijk is het streven daarbij vooral gericht op het in toenemende mate sturen met het instrumentarium van outputbegroting. Eigenlijk kan ik zeggen, met andere woorden: naarmate we beter erin slagen om de door de raad gewenste output concreet en meetbaar te definiëren, zullen we ook beter in staat zijn om de omvang, de groei, maar ook de afbouw van het ambtelijke apparaat beter en vooral gefundeerder met elkaar te beheren. Ik wil daarbij toch een waarschuwing ge ven, want ik vind dat we ons op dit moment moeten realiseren dat het nog enige tijd zal duren voordat we in staat zijn forma tiebeheer middels outputsturing daadwerkelijk in de praktijk te brengen. En dat laat natuurlijk niet onverlet dat college en raad zich iedere keer weer bij voortduring moeten bezinnen op nieuw aan te pakken taken die er zijn, respectievelijk zich die nen te bezinnen op taken die mogelijkerwijs kunnen worden beëin digd of kunnen worden afgestoten, niet uitsluitend vanwege de financiële optiek maar ook vanuit personeelsmatig oogpunt. De heer Koekkoek tenslotte vroeg zich af of de toename van het per soneel nog consequenties zou moeten hebben voor de streefcij fers in het kader van het doelgroepenbeleid. Ik wil U toch erop opmerkzaam maken dat de cijfers, zoals die er op dit moment lig gen, gelden voor het jaar 1990, dat we nagenoeg hebben afge rond, terwijl wij met betrekking tot de komende begroting uiter aard praten over nieuwe taken en formatie-uitbreiding. Daarbij horen nieuwe streefcijfers die wij met elkaar voor het jaar 1991 zullen moeten afspreken en die dan ook moeten worden gerea liseerd. Voor dat jaar moeten de streefcijfers dus nog worden vastgesteld en ik neem aan dat we daarover in de commissie per soneelszaken nog met elkaar van gedachten zullen wisselen. Ten slotte het raadsinformatiesysteem. Ik wacht nog maar even de discussie af tussen de voorzitter van ons college en de frac tievoorzitters met betrekking tot de 100.000, Wat betreft het introduceren van een raadsinformatiesysteem: een korte noti tie hierover is enige maanden geleden in de commissie geweest. De eerste indicatie was dat de introductie toch in ieder geval minimaal 200.000,structureel gaat kosten. Daarnaast nog eenmalig een kwart miljoen voor de introductiekosten. Ik blijf een beetje zitten met het probleem: willen we dat? Dan is het goed, maar dan zullen we er ook fors geld voor moeten uittrek ken. Op dit moment moet ik U eerlijk zeggen, het kan dus niet, ook niet met een klein deeltje van de 100.000, Vanuit de discussie die U gaat voeren met de voorzitter van ons college, krijgen wij uiteraard ook de indicaties in hoeverre U daarvoor belangstelling heeft en dan zal het op een andere manier in de prioriteitenvolgorde moeten worden ingepast. Maar voorlopig heeft het weinig zin om met elkaar te blijven doordiscussiëren over een raadsinformatiesysteem in het kader van 20.000,of

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 465