30 oktober 199 0 489 gen een implementatie plaats kan vinden. Overigens hebben de beide bewindslieden van het departement toegezegd dat 25% extra op het budget van de basiseducatieve instellingen zal worden ge legd. Wellicht dat daar in de sfeer van de financiële mogelijk heden ruimte is, ook voor het stedelijk vormings- en ontwikke lingswerk. Ik heb in één zin, het was toen inmiddels vijf over twaalf, maar toch wat allegorisch of symbolisch, de stand van zaken op het kunst- en cultuurbeleid verwoord. Ik denk dat dat geen recht doet aan de opmerkingen van de verschillende fractie leden, omdat ik toch proef dat er een draagvlak is om ten aan zien van het beleid van kunst en cultuur op de manier door te gaan waarop we de afgelopen twee jaar bezig zijn geweest. Er ligt een aantal duidelijke afspraken in het programakkoord, dus wat dat betreft denk ik dat het feit er ligt en dat er wat met gemak wordt gesproken over het cultuurbeleid, dat ingrijpende besluiten vereist. Dat klopt. Maar de prioriteiten liggen al vast. Ik snap niet zo goed waarom wij die nu nog zouden moeten verwoorden, want daar hebben wij een programakkoord voor. Daar over hebben wij uitgebreid gesproken bij de onderhandelingen en er ligt een aantal zaken vast. Ik vind het wat vreemd dat juist de heer Koekkoek het programakkoord gebruikt in zijn betoog op andere beleidsterreinen om zijn standpunt te verdedigen, ter wijl dat dan bij het beleidsterrein kunst en cultuur niet mag. Dan zou ik een wat consistentere lijn wensen te zien. De heer KOEKKOEK Gezien de tijd kom ik daarop dan donderdag wel uitgebreid terug. Wethouder ADANK Uitstekend. De heer Van Fessem spreekt over het structuurplan voor de binnenstad. Het college is voorstander van een maximale afstemming van de verschillende beleidsterreinen in dit kader en door de vertegenwoordiging van de sector cultuur in die werk groep binnenstad wordt die afstemming op dit moment gereali seerd. De deelnota's op het beleidsterrein kunst en cultuur zijn uitgebreid in de commissies aan de orde geweest. Wij heb ben gezegd dat de optelsom van al die zaken grote bedragen vergt. Dat mag niet als een verrassing worden uitgelegd. Dat wisten we vantevoren. Wij zijn overigens wel zo fatsoenlijk ge weest om voortdurend te zeggen: wij presenteren eerst het be leid en als wij met elkaar hebben gediscussieerd en wij hebben consensus over de beleidsuitspraken voor de middellange ter mijn, dan komen wij vervolgens met de uitvoering en de finan ciële paragraaf. Dan kan er een bepaald schrikeffect worden ge constateerd, maar het mag toch geen verrassing worden genoemd, omdat bepaalde zaken vanuit een achterstandssituatie nu ver sneld moeten worden gerealiseerd om op zijn minst in de lijn te lopen van andere grote steden, niet alleen omdat wij die verge lijking zo noodzakelijk vinden maar omdat aan de vraagkant daar toe alle reden is. Die forse inhaalslag is nodig en kost geld. Dat het veel is erkennen we. Het betreft een toekomstperspec tief dat niet alleen voor ons, voor Uw raad en voor de Breda- naar op dit moment van belang is, maar ook voor de generaties, zoals dat voor de meeste beleidsterreinen geldt, na ons. In die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 489