1 FEBRUARI 1990 50 rein in een andere gemeente, overleg moet hebben. De burge meester geeft aan dat er wét overleg is geweest, maar waar je mee zit is dat straks toch het gehele dagelijkse bestuur en ook de gemeenteraad van Nieuw Ginneken moeten meewerken om bestemmingsplannen te wijzigen. Ik vind dat U onvoldoen de aangeeft, dat er op een zorgvuldige manier overleg heeft plaatsgevonden; het is toch een beetje in de bilaterale sfeer gebleven, in de zin van: een keer gemeld en men was op de hoogte dat wij dat misschien zouden kopen. Rekening houdend met de geluiden die ik vanuit Nieuw Ginneken heb ge hoord vind ik toch dat je het bestuurlijk zo niet moet doen, dat had zorgvuldiger gemoeten. Wij hebben er ook op aangedrongen om dat op een verstandige manier te doen. Ik vind dat dat toch onvoldoende is gebeurd. Als tweede punt blijft het financiële risico. De omvang van de bebouwing, wat ga je bouwen, hoeveel kun je bouwen, het melkquotum en al dat soort zaken zijn van belang. Als je praat ook over natuurbehoud, dan moet je niet zeggen dat je het melkquotum later weer gaat verhandelen. Ik denk dat je dan moet zeg gen: we gaan die zaak afstoten. Overigens brengt dat weer extra kosten met zich mee. Wij hebben er dus geen enkel zicht op, of dit nu een verantwoorde zaak is. Het is een sprong in het duister, en ik wens daaraan niet mee te doen. De heer SCHARFF De wethouder heeft gesuggereerd, dat sommigen in deze raad met een eenzijdige Nieuw Ginnekense blik naar dit voorstel kijken. Ik wil toch met klem afstand daarvan nemen, voorzo ver zij bedoeld heeft ondergetekende daarmee aan te duiden, want ik ben mijn verhaal uitdrukkelijk begonnen met de stel ling dat ik een heel eind mee kan denken in een aantal za ken zoals dat thans voor ons ligt, mits de zaak onomstreden zou zijn. Toen heb ik mijn verhaal gehouden over het feit dat er veel onzekerheden zijn, enzovoort. Dus ik vind het toch een beetje kwalijk dat er bijna gesuggereerd wordt als of wij hier belangen, niet zijnde het Bredaas belang, zit ten te dienen. Dat is punt één. Punt twee betreft de betrok kenheid waarover wordt gesproken. Die betrokkenheid, zegt de wethouder, is er al heel lang, kijk maar naar de proble matiek van de centrumvoorzieningen van de grote stad versus de randgemeenten, die daar toch in zekere mate van profite ren. Ik denk dat dat op zich een terechte opmerking is. Maar waar ik bij betrokkenheid op doelde is de strikt forme le betrokkenheid in het kader van de wet op de ruimtelijke ordening voor zover het de invloed en de inspraak betreft, de betrokkenheid die eigenaren hebben in tal van ruimtelij ke procedures. In die zin is het vanuit Breda gezien natuur lijk best handig om daar letterlijk een voet aan de grond te hebben. Tenslotte betreur ik het een beetje dat de uit leg, die de voorzitter nu geeft aan een aantal zaken waar aan gedacht kan worden, nu pas op tafel komt en niet zo uit drukkelijk dinsdag aan de orde is geweest, althans dat is mij niet echt opgevallen. Wij krijgen nu een wat ruimere uitleg. Ik ben ook benieuwd van wanneer die ideeën, die U

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 50