1 november 1990
530
presentatie van die scholen die daarmee soms wat problemen
hebben. Je kunt ook in die zin in uitvoerende zin veel van
elkaar leren. Daarmee heb ik denk ik de vragen in tweede
termijn beantwoord.
De heer KOEKKOEK
Bij interruptie. Ik had ook aan de portefeuillehouder de
suggestie gegeven in mijn tweede termijn om het college-ant
woord op de brief van het stedelijk overleg basisonderwijs
in een gezamenlijke commissievergadering onderwijs en
sport te bespreken, omdat het een conflicterend belang is.
U heeft daarop niet geantwoord. Kunt U dat alsnog doen?
Wethouder ADANK
Als de brief in het college is geweest zal deze ongetwij
feld - ik heb daarover even terloops met collega De Bruijn
gesproken - onderdeel uitmaken van de beraadslagingen in
het college en een van de onderdelen zou dan kunnen zijn
dat dat in een gezamenlijke commissievergadering gebeurt.
Het zou best kunnen zijn dat wij op voorhand, voordat het
zover is, met besluitvorming komen die het rechtvaardigt om
afzonderlijk in de commissie te discussiëren over dit onder
werp. Maar ik denk dat het verstandiger is om eerst de
brief te bestuderen en te bekijken, met op de achterhand de
onderwerpen die in de brandbrief aan de orde zijn gesteld.
Ik denk dat wij er dan wel uitkomen. Die bereidheid is er
in principe wel.
Wethouder DE BRUIJN
Ik denk dat er weinig vragen zijn gesteld in mijn richting.
Dat kan verschillende oorzaken hebben: öf er gebeurt niets
in mijn sectoren, of ik was dinsdagavond nauwelijks te ver
staan - ik heb begrepen dat dat wat lastig was - öf ik heb
te snel geantwoord omdat ik zo gauw klaar moest zijn, öf ie
dereen sliep of was al aan het inpakken, omdat zij einde
lijk naar huis mochten, öf - en dat is de laatste mogelijk
heid - de antwoorden waren duidelijk. Ik ga maar even uit
van het laatste. Twee opmerkingen naar aanleiding van de
tweede termijn. Allereerst ga ik in op het laatste punt
waarover de heer Koekkoek even bij interruptie vroeg. Ik
denk dat een gecombineerde vergadering of een behandeling
in de commissie sport en recreatie, facilitaire zaken, voor
lichting en externe betrekkingen pas zinvol wordt op het mo
ment dat het echt effecten heeft op het zwembadbeleid. Op
het moment dat het college een bepaalde beslissing heeft ge
nomen zullen wij dat eerst even moeten afwegen, want als
het alleen het onderwijs betreft dan hoef ik daarover niet
echt in mijn commissie te praten. Wat betreft de kwalitatie
ve woningregistratie heb ik getracht in eerste termijn uit
te leggen wat het probleem was. Wij zijn aan het bekijken,
in verband met het toekomstige beleid na 1 januari 1992,
welke gegevens wij daarvoor nodig zouden hebben: dus de on
derbouwing, zoals de heer Koekkoek ook zegt. Vervolgens con
stateert hij, als er geen geld is voor onderzoek, voor wat