16 FEBRUARI 1990
59
van de nieuwe burgemeester. Hoe valt zo'n functie te combi
neren met de positie van eerste burger van een middelgrote
plaats? "Wel", zo stelde hij, "een gemeente krijgt niets
meer thuisgebracht. De ruime formele en informele contacten
als Kamerlid in Den Haag werken ongetwijfeld in het voor
deel van de stad". Hij kreeg gelijk, en terecht constateer
de hij geen "leedvermaak" in Breda, toen hij 22 juni 1987
na dertien jaar geheel onverwacht zijn zetel kwijtraakte.
"Niemand hier gunt me dit", liet hij in de krant zetten.
Meer kritiek kreeg hij te verwerken, bijvoorbeeld in ver
band met de ambtswoning, de taptoe en in de functie van eer
ste verantwoordelijke voor de openbare orde in de stad. Wat
is het belangrijkste, de bestrijding van de kleine crimina
liteit of die van de georganiseerde misdaad? Werkt de regio
nalisering van het politie-apparaat in het voordeel van de
eigen plaats of in het nadeel, gelet op de korpssterkte?
Waar eindigen de bevoegdheden van de burgemeester en begin
nen die van de hoofdcommissaris? Globaliter is het beeld,
dat bestuur en ambtenarij hebben van deze burgemeester: een
krachtige persoonlijkheid, soms autoritair en een beetje
stug. "Hij nam een duidelijk standpunt in, hield dit lang
vast, maar was te overtuigen; erkende dan ongelijk en werk
te vervolgens con amore mee aan de uitvoering". Een man
ook, die veel van zijn mensen eiste, maar die hen ook over
"dode punten" wist heen te helpen. Zelf stelde hij het zo:
"Ik stimuleer graag en jaag mensen op. Maar juist als er
druk op de ketel staat, moet er gelachen kunnen worden. Een
kwinkslag of iets van dien aard. Heb je die Limburger weer,
zeggen ze dan". Het te schetsen beeld omvat meer. De vrien
delijke, gemoedelijke trek van zijn karakter bleef mis
schien verborgen voor velen - in het openbaar drukte de
waardigheid van het ambt -, bij de dagelijkse medewerkers
kwam deze trek evenwel vaker naar voren. Evenals dit het ge
val was bij het afscheid van ambtenaren die uit dienst tra
den, en bij de uitreiking van koninklijke onderscheidingen.
Mensen op hun gemak stellen, kon hij als geen ander. Het
ambt had bij burgemeester Feij wel degelijke een "menselijk
gezicht." Uiteindelijk overheerst bij vriend en vijand het
beeld van zijn deskundigheid en werkkracht. Zeker, zoals ge
zegd, was het begin moeilijk in Breda. Hij stelde zelf in
zijn installatierede op 29 juni 1984: Dames en heren, zo
staat dan voor U een burgemeester, die niet overeenstemt
met de uitgesproken voorkeur van Uw raad. Dat is mij, nog
geen vijf jaar geleden, al eerder overkomen. Ik herhaal
daarom de woorden, die ik op 31 augustus 1979 tot de raad
van Venlo sprak en die ik nu tot U richt: ik voel mij geens
zins een overwinnaar, voelt U zich alstublieft geen over
wonnenen". De taakverdeling tussen raad, college en burge
meester scherp voor ogen houdend, zei hij tegelijkertijd
met overtuiging: "Het is aan U en aan mij om, in goede sa
menspraak met de bevolking, toe te werken naar een stad,
waarin niet alleen wij, maar ook onze komende generatie
zich gelukkig weet". Burgemeester, U treedt per 1 maart uit
het ambt, zonder dat Uw ambtstermijn geheel was vervuld.
Een stap als deze past bij Uw persoonlijkheid. U zult dit