2 0 DECEMBER 1990 625 te komen tot een grondige verbetering van de panden. Vanaf dat moment echter, is hij bezig meer geld/meer subsidies los te krijgen. In 1989 laat hij de panden onderzoeken en concludeert dat ze eigenlijk niet meer te redden zijn. Hij begint met gesprekken over nieuwbouwplannen met onder ande re ambtenaren van openbare werken en dan in juli 1990, het voorjaar - misschien iets eerder, mevrouw Boidin gaf het al aan - grijpt het college in met het laatste redmiddel dat zij heeft: plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst en tegen die zaak is nu dit beroepschrift ingediend. Als we dan kijken naar het oordeel van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften dan gaat haar oordeel sterk in de rich ting van de gewekte verwachtingen - vooroverleg met de amb tenaren, gesprekken met de welstandscommissie en dergelijke - en genoemde commissie oordeelt dat de verwachting is ge wekt dat de gemeente geen problemen zou hebben met slopen en dat daarom de plaatsing op de monumentenlijst onterecht is. De P.v.d.A.-fractie oordeelt daarover met de volgende kanttekeningen. Koeman heeft de panden toch op z'n minst la ten verslonzen, laat ik mij voorzichtig uitdrukken, en ie der die wel eens in die hoek van de stad komt heeft dat kun nen zien en op het moment dat - blijkbaar - er voldoende geld voor te krijgen was, zijn de panden van de hand ge daan. De verbouwingsplannen zijn voor eeuwig en altijd er gens in een la verdwenen en daar hebben we verder geen zicht meer op. Maar Koeman en de projectontwikkelaar zijn uiteraard zeer bekend in het land van bouwregels en bouwver ordeningen. En ik vind daarom de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften wel erg star als zij stelt dat voorover leg wel moet leiden tot de verwachting dat Koeman en z'n projectontwikkelaar er van uit mochten gaan dat er gesloopt zou kunnen worden. De commissie van bezwaar- en beroep schriften heeft mij ook in haar uitvoerig betoog er niet van kunnen overtuigen dat dit zo'n sterk argument is. Mijn twijfels zijn niet weggenomen. Dan wordt het college verwe ten, te plotseling het pand op de monumentenlijst te hebben gezet, maar wij weten dat Koeman wist dat de gemeente de panden wilde behouden. Daarvoor zijn ook subsidies ter be schikking gesteld maar ook ten aanzien van dit punt vind ik de commissie bezwaar- en beroepschriften star in haar oor deel. Tenslotte zegt de commissie dat er onvoldoende belan genafweging heeft plaatsgevonden en dat vooral de bouwkundi ge staat moest worden meegewogen. Dat vind ik nu een argu ment van de koude grond. Eerst laat Koeman de zaak, vergeef me het woord: verloederen, dat weegt de commissie voor be- zwaaren beroepschriften niet mee, maar wel het uiteindelijk effect namelijk dat ze eigenlijk niet meer met goed fat soen op de monumentenlijst te plaatsen zijn. Kortom, de com missie voor de bezwaar- en beroepschriften heeft de P.v.d.A.-fractie - minus de collegeleden, laat ik dat erbij zeggen - niet kunnen overtuigen dat het college een onjuist besluit heeft genomen. Ook tijdens de vergadering van de commissie cultuur heeft de portefeuillehouder mij niet kun nen overtuigen dat het college van burgemeester en wethou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 625