2 0 DECEMBER 1990 631 staat waarin de panden verkeren, de slechte bouwkundige staat van het geheel. Dat betekent dat we ze ondanks die slechte staat toch op de gemeentelijke lijst hebben ge plaatst. U kunt in het preadvies lezen dat het college in derdaad de mogelijkheid had gehad om de panden eerder op de lijst te zetten, maar uit de onderliggende stukken blijkt ook, ik vermeldde dat zojuist al, dat wij in de veronder stelling verkeerden dat die panden in de oorspronkelijke staat zouden worden gerestaureerd. Ik heb dat ook uitge breid in de commissie toegelicht. De heer Koekkoek heeft daaraan heel nadrukkelijk zijn conclusies verbonden zoals hij toen in de commissie heeft verwoord. Daarmee kom ik op de opmerking over de verwachtingen zoals die in de stukken voorkomen en de toetsing door de commissie voor bezwaar- en beroepschriften. Ik denk niet dat het mijn verantwoordelijk heid is om dat advies nu op z'n interpretatiemogelijkheden te duiden. Het is een interpretatiemogelijkheid van de com missie voor bezwaar- en beroepschriften waardoor zij tot dit advies is gekomen. Wij hebben ten aanzien van de advise ring van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften, wel ke middels het college toch naar de raad gaat, gemeend onze eigen verantwoordelijkheid te moeten nemen. Eén ding is dui delijk, de panden hadden in een veel eerder stadium, met welk instrumentarium dan ook, geplaatst moeten worden en het is te betreuren dat dat niet eerder is gebeurd want dan hadden we zeker met in het achterhoofd een duidelijk aan- schrijvingsbeleid - wat nu niet mogelijk was - deze situa tie kunnen voorkomen. Ook had het, ik heb het in de commis sie gezegd, niet mogen gebeuren dat er toch bij een derge lijke cruciale locatie in de stad onduidelijkheid is ge groeid over een eventuele medewerking van het college aan nieuwe planvorming. Er zijn verschillende interpretaties van. Dan kunt U zeggen, dat is De heer GARRITSEN Mag ik één kort vraagje stellen, want het verbaast mij dat in het verslag van de hoorzitting waarin melding werd ge maakt dat de plannen waren beoordeeld stond, dat door het hoofd - het gaat mij niet om de persoon - werd gezegd: het is klantvriendelijk werk om te doen. Ik denk dat je daar be leidsmatig toch wel wat anders tegenover moet staan. Er wordt gepraat over nieuwbouwplannen en dan wordt het uitge legd in de zin van: kan klantvriendelijk werken. Ik had niet het idee dat dat nu veranderd gaat worden. Wethouder ADANK Ik heb U in de commissie gezegd dat er in overleg met cul tuur en met openbare werken wel degelijk iets zal gaan ver anderen. Vandaar dat ook half januari de monumentengroep in een wat andere samenstelling met een andere doelstelling voor het eerst bijelkaar zal komen. Die groep zal trachten nieuw leven te blazen op korte termijn om vanuit de ver schillende verantwoordelijkheden een afstemming te bereiken zodat men van elkaar weet waar men mee bezig is. De monumen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 631