16 FEBRUARI 1990
63
Alhoewel de nestor als regel voor de gehele raad wenst te
spreken, heeft ook het raadslid de heer Garritsen me ken
baar gemaakt dat hij graag enkele woorden tot de burgemees
ter zou willen richten. Ik stel de raad voor hem daartoe
een drietal minuten ter beschikking te stellen.
De heer GARRITSEN
Bij het afscheid van de burgemeester wil ik toch niet nala
ten een paar woorden tot hem te richten. Het is bekend, dat
de relatie tussen mij (PSP) en de burgemeester bij tijd en
wijle redelijk problematisch was. Maar ik wil voor alle dui
delijkheid zeggen dat ik het functioneren van de burgemees
ter in de raad in de commissie algemene zaken, steeds met
alle waardering heb gevolgd, en dat ik voor, dat functione
ren grote waardering heb. Wat de aandacht voor Klein Links
betreft, vind ik dat hij, als voorzitter van de commissie
vergadering, nooit kijkt of het een grote of een kleine
fractie is en dat hij uitermate goed en correct ingaat op
vragen die gesteld worden. Als zodanig heb ik dat ook
steeds gewaardeerd. Ik denk dat menig collegelid daar nog
wat van kan opsteken. Als zodanig denk ik, dat het een ver
lies voor Breda is. Anderzijds ligt het natuurlijk niet in
mijn lijn om te zeggen: het spijt me, ik betreur het dat U
nu weggaat. U weet zelf dat ik een motie heb ingediend en
dat ik eigenlijk had voorgesteld om deze gebeurtenis wat
eerder te laten plaatsvinden. 37 raadsleden vonden dat niet
gewenst; vandaar dat het afscheid vandaag aan de orde is.
Naast een paar zaken van lof die ik U toewens, toch een
paar zaken van kritiek in uw richting. Ik vind dat ook die
op deze middag naar voren gebracht moeten worden. Toen U in
Breda kwam, heeft de toenmalige nestor van de raad, de heer
Van Duijl gezegd: in Breda treft U een uitstekend politie
apparaat aan. Dat is toen namens de hele raad gezegd en ik
heb U al eerder daaraan herinnerd. Bij Uw afscheid ligt het
rapport Andersson op tafel; daaruit blijkt dat het politie
apparaat niet zo functioneert zoals het zou moeten. U bent
in eerste instantie daarvoor verantwoordelijk. Die verant
woordelijkheid hebt U ook op U genomen. Alleen vind ik,
waar de burgemeester steeds gezegd heeft en in een aantal
gevallen ook zo gehandeld heeft om de raad vroegtijdig bij
zaken te betrekken, dat op een uitgesproken belangrijk mo
ment de burgemeester toch gefaald heeft. Wij, als raad of
als commissie openbare orde, werden met de ontslagaanvraag
van de korpschef geconfronteerd, op het moment dat de ont
slagaanvraag al de deur uit was. Dat zijn zaken die, denk
ik, niet hadden moeten gebeuren. Maar ook kritiek richting
gemeenteraad: men heeft zich te weinig beziggehouden met
datgene dat spaak liep, dat vastliep, om tijdig te kunnen
inspringen. De raad heeft, naar mijn mening, steeds aan de
zijlijn gestaan. Dat betreur ik in hoge mate en ik denk dat
de zaak dan mogelijk niet geëscaleerd was. Door vorige spre
kers zijn al de punten van kritiek, die ik wel eens had,
aangegeven. Het waren soms kleine details: of je nu op de
eerste of de tweede rij moest zitten, een hoge stoel of een
lage stoel; ik denk dat dat bestuurlijk niet zo relevant