66
16 FEBRUARI 1990
dere volgende start iets verder achterop gezet, zodat je je
dan telkens meer moet inspannen om toch te voldoen aan de
verwachtingen die men van je heeft. Dat is ook de reden,
waarom ik mij met tomeloze energie heb ingezet, en dat dank
zij een goede gezondheid en de bereidheid van mijn gezin om
een gedeelte van het gezinsleven daaraan op te offeren, om
daarmee ook het vertrouwen van de gemeenteraad te winnen.
En op een dag als vandaag mag ik constateren, dat dat ver
trouwen er is. Ik heb dat ook eerder geproefd. Hoe moeilijk
het ook is om een bestuurder te leren kennen en om zijn kwa
liteiten te leren kennen, in de relatie naar Uw raad toe is
het zo dat dat vertrouwen er heel spoedig is gekomen. Er is
gezegd: we zaten op moeilijke stoelen, maar ik heb maar één
keer, mijnheer Goos, zoveel last van mijn rug gehad, dat ik
na afloop van de vergadering tegen de wethouders zei: over
het leiding geven van deze vergadering ben ik niet zo tevre
den geweest. Voor het overige heb ik de indruk, dat ik al
tijd in een bijzonder goede verhouding met Uw raad heb we
ten te leven. Aan persoonlijke verhouding heeft het nooit
ontbroken en ik heb er ook behoefte aan om vandaag duide
lijk te zeggen, dat ook het burgemeestersambt, hoe belang
rijk ook, iets is dat alleen in gezamenlijkheid, in col
lectiviteit met de wethouders, met Uw raad en met de ambte
naren inhoud kan krijgen. Voor solidaire acties van afzon
derlijke bestuurders is ook in deze tijd geen plaats. En
wat is nu mijn betekenis... Mijn kleinzoon kan dat niet
meer aanhoren, maar het zij hem vergeven. En wat is nu mijn
betekenis geweest voor deze stad? De toekomst zal het le
ren. De heer Goos heeft erover gesproken, maar met name de
loco-burgemeester heeft in zijn rede uitvoerig daarover ge
sproken. En zoals gebruikelijk heeft hij overdreven, een
beetje. Vandaar, dat ik nu niet wil ingaan op al de woor
den, die U, mijnheer Sandberg, tot mij gericht hebt. Het
zij zo. Ik heb meer de indruk, dat ik met het stimuleren,
het activeren en het coördineren en waar nodig het geven
van een duw en een zetje, heb bereikt, dat wij samen iets
gedaan hebben. Uw raad, de wethouders, het college en de
ambtenaren, samen hebben wij, naar ik hoop, voor deze stad
de afgelopen periode veel goede dingen weten te doen. Ik
laat het daarbij. Ik wil veel liever mijn toespraak afslui
ten met enkele woorden van dank. Op de eerste plaats aan Uw
raad voor het vertrouwen, dat ik toch heb gewonnen en waar
van U mij meerdere malen blijk hebt doen geven. Het heeft
mijn vrouw en mij bijzonder goed gedaan, dat U vrijwel vol
tallig met Uw partners nog niet zo lang geleden gast was in
ons huis. De hartelijkheid van die bijeenkomst gaf ons de
overtuiging dat het op persoonlijk vlak goed zit tussen
ons. Ten aanzien van de wethouders zou ik veel uitvoeringen
moeten praten en dat geldt ook hun voorgangers, maar die
zie ik morgenavond en wij zullen dan in kleine kring af
scheid nemen. En ik zal dan zeker mijn dank overbrengen aan
dit college, maar ook aan de wethouders die ik verder heb
meegemaakt, de heer Van Asseldonk, de heer Welschen, hier
in ons midden, de heer Hofsté. We hebben de afgelopen jaren
veel goede dingen tot stand gebracht en ik hoop dat Uw raad