82
6 MAART 1990
1990. Onze prioriteiten liggen geheel en al in het verleng
de van die van de huidige raadsperiode en ze betreffen,
naast het zojuist geschetste financiële beleid, kort samen
gevat een zestal punten. In de eerste plaats betreft het de
criminaliteitsbestrijding: zowel door maatregelen op het ge
bied van de bestuurlijke preventie, waaronder de opvoering
van het niveau van de openbare verlichting en de verster
king van het functioneel toezicht, als door veranderingen
in de organisatie en de werkwijze van de politie, waarvoor
zonodig in beperkte mate ook gemeentelijke middelen mogen
worden ingezet. Vervolgens is een belangrijk punt de zorg
voor de stedelijke infra-structuur, in de ruimste zin van
het woord, van de areaal-problematiek tot en met de recon
structie van de Zuidelijke Rondweg. Voorts het milieubeleid
als noodzakelijke voorwaarde voor het welzijn van de bur
ger; het werkgelegenheidsbeleid, in het bijzonder gericht
op landurig werklozen; net ouderenbeleid, toegespitst op
huisvesting, steunpunten en dienstencentra zonder overigens
de daarbij behorende zorg uit het oog te verliezen. En ten
slotte de kunst en cultuur, bijzondere aandacht voor de
schouwburg en het stedelijk museum. Zoals reeds gezegd: de
Kadernota 1991 is een ordentelijk vertrekpunt voor de aan
tredende raad. Na 21 maart a.s. zullen de contouren van de
begroting 1991 snel zichtbaar kunnen worden.
De heer DE BRUIJN
Het beperkte karakter van deze Kadernota is door vrijwel al
le voorgaande sprekers al benadrukt. Graag, voorzitter en
zeker ook gelet op de tijd, willen wij ons aansluiten bij
hetgeen de heer Taks hierover gezegd heeft, onder deze be
perkte Kadernota (of je het nu een Kadernota noemt of een
financieel meerjarenperspectief vinden wij op zich wat min
der interessant) mag op geen enkele manier het belang dat
wij aan de Kadernota hechten, met name om de hoofdlijnen
van het beleid tijdig voor het opzetten van de begroting
vast te stellen, begraven worden. Het meerjarenperspectief
voor zover dat in de Kadernota is opgenomen lijkt niet on
gunstig. Een en ander moeten wij natuurlijk wel bezien in
het kader van de economische ontwikkelingen. De door de wet
houder financiën in de commissie al toegezegde rentescena
rio's die we binnen afzienbare tijd zullen ontvangen, zijn
naar onze mening van vreselijk groot belang zeker gelet ook
op de college-onderhandelingen die gaan komen, maar ook om
feitelijk zicht te krijgen op dat wat we, gegeven het huidi
ge rijksoverheidsbeleid, kunnen verwachten voor de toe
komst. Alle tussentijdse nota's van het ministerie van fi
nanciën kunnen er uiteraard ook nog roet in of juist bloe
men over gooien, maar dat moeten we afwachten. Van belang
blijft voor ons in ieder geval dat we ook naar de toekomst
toe voortdurend aandacht moeten schenken aan de relatie tus
sen oud en nieuw beleid. Het zal niet zo zijn dat het oude
beleid consequent in stand gehouden kan worden en dat de
vrije ruimte direct voor nieuw beleid wordt ingezet. Een
goede afweging, dat je oud hout ook wel eens zou moeten kap
pen, blijft naar onze mening noodzakelijk. Wat betreft de