6 MAART 1990 83 risicopositie en daar tegenover de reserves die wij hebben staan, het volgende. In het verleden hebben wij het er al eens met het college over gehad dat we eens een keer een discussie zouden moeten aangaan welke verhoudingen we daar in zouden moeten zoeken. Daarvoor is dit moment natuurlijk niet geschikt, maar ik denk dat we daarop in de toekomst nog wel terug zullen komen. Wij hebben in ieder geval nog meer inzicht gekregen door de brief van de afgelopen week over de vestiging van de hogescholen. Het is een niet misse lijk bedrag, om het zo maar eens te noemen, maar ik denk dat wij als wij als Breda als knooppunt een bepaalde func tie willen vervullen, wat we als raad hebben uitgesproken, en wij een onderwijsstad willen zijn, er wat voor over zul len moeten hebben. De uitgebreide discussie komt later nog wel terug. Enkele risico's zijn nog niet ingevuld. Enkele daarvan zijn genoemd. Een punt waarop we nog niet echt grip of kijk hebben is voor ons het gebouwenbeheer en de finan ciële consequenties daaraan, onder andere gekoppeld aan het rapport Kraan, zoals dat genoemd wordt. Is er door het col lege enige richting te geven in de grootte van de bedragen die we daar zouden kunnen verwachten, zodat we daarover op een gegeven moment wat meer duidelijkheid hebben? Dan het tweede aspect: de inspraak. U zult begrijpen, dat wij ook wat terugkijken tijdens deze algemene beschouwingen, omdat wij anders hierna ongeveer klaar zouden zijn (wat op zich wel prettig zou zijn voor het tijdsgebeuren) Wij hebben de afgelopen 4 jaar kunnen constateren dat de inspraak een moeilijk punt blijft. Naast de onduidelijkheid over het ver schil tussen inspraak en informatie, niet alleen bij de bur gers, maar ook zo nu en dan bij de raad en de commissie, blijkt ook dat het verschil tussen de individuele rechtsbe scherming van de burger, dat vaak naar voren komt via be zwaarschriftenprocedures, en aan de andere kant de gemeen schappelijke belangenbehartiging (wat wij dan onder in spraak verstaan) steeds een discussiepunt is waarover voort durend verwarring ontstaat. Een evaluatie van de inspraak, van de voorlichting die wij gehouden hebben, en met name dan gericht op de vraag: wat is het effect exact geweest, is het effect beoogd, namelijk die algemene belangenbehar tiging, lijkt ons een goede zaak. Op die manier kunnen we aan de hand van de gegevens constateren of datgene dat we gedaan hebben (voorlichting of inspraak, dat maakt even niet uit) inderdaad aan de wensen voldoet en of er mogelij ke bijstellingen van verordeningen, of wat dan ook van het beleid, noodzakelijk zouden moeten zijn. Een ander aspect dat vaak bij inspraak betrokken wordt, is de rol van de ad viesraden. Wij hebben de afgelopen jaren toch wat moeizame situaties gehad met adviesraden. Dat kan aan allerlei facto ren liggen, maar het blijft voor vele mensen, zowel in het bestuur als in de adviesraden, onduidelijk. Wij vragen dan ook: ziet het college mogelijkheden - er even vanuit gaande dat die adviesraden bestaan, immers de discussie daarover staat nog steeds aangekondigd in het program-akkoord - om duidelijke en éénduidige afspraken te maken, alsook afspra ken met de raad en de commissie, zodat zij weten wat exact

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 83