6 MAART 1990 94 ook in Breda kunnen toepassen. Aan de andere kant moet ik zeggen, dat een soortgelijke aanpak inmiddels in Tuinzigt al geïntegreerd zit in de totaalaanpak. Wij zijn al bezig om de werkloosheid, die in Tuinzigt aanwezig is, met de eventuele banen binnen het bedrijfsleven, dat in Tuinzigt is geconcentreerd, met elkaar in contact te brengen, waar door je feitelijk al zou kunnen zeggen, dat wij met een buurtbanenaanpak bezig zijn, maar dat heeft dan niet echt zo'n titel gekregen. Daarmee wil ik alleen maar aangeven, dat de tendens en de bereidheid van ons om in die sfeer met elkaar te denken en te praten zeker aanwezig zijn. Ik kom nu toe aan de opmerking van D'66 met betrekking tot de in spraak. Ik denk dat wij in ieder geval met elkaar moeten zeggen dat de concrete vraag van de heer De Bruijn, wat het effect is geweest van de inspraak, natuurlijk is te onder zoeken. Aan de andere kant is een onderzoek doen, wat dat betreft, natuurlijk gelijk aan de capaciteitsvraag, die je moet stellen. Ik moet aan de andere kant zeggen, dat de af deling voorlichting en inspraak en ik hoop dat dat voor U waarneembaar is geweest, een enorme omzet heeft, gezien ook de hoeveelheid informatie, welke naar buiten gaat. U wordt hiermede bijna dagelijks geconfronteerd. Er zit een redelij ke intensivering in. Aan de andere kant hebben wij ook een aantal sluitende afspraken gemaakt, waarbij wij heel nadruk kelijk inspraak en informatie scheiden. De ruimtelijke orde ning heeft een voorbeeldfunctie. Wij gaan ook evalueren, kijken of wij dat ook op andere diensten kunnen doen. Ten slotte het v Ogende. Ik vind het logisch dat wanneer de ge meenteraad v Breda besluit adviesorganen te laten voortbe staan, (maar die discussie moeten we nog voeren) dat wij dan met elkaar heldere afspraken moeten maken hoe je met el kaar omgaat en wanneer je adviezen inwint. Over de vraag met betrekking tot de discussie over het functioneren van de raad en het college, welke discussie nog niet is opge start, met het verzoek van de heer De Bruijn, om dat nog dit jaar op te starten, het volgende. Eerst zat ik er even mee in mijn maag: waar komt dat nou vandaan? Ik herinner mij inderdaad, dat er bij de vorige begrotingsbehandelingen een toezegging is gedaan door de toenmalige burgemeester, tegen de achtergrond overigens van een verwachtingspatroon, dat een spoedig inwerkingtreding van de nieuwe gemeentewet in aantocht zou zijn. Dat verwachtingspatroon is om mij on bekende redenen, kennelijk toch niet helemaal gerealiseerd. Ik heb begrepen dat over een maand de regeringsnota, dat naar aanleiding van het eindverslag, is te verwachten. Dan zal er ongetwijfeld een landelijke discussie op gang gaan komen. De uiteindelijke inwerkingtreding van die wet wordt op dit moment ingeschat op 1992/1993, maar ik denk, dat in ieder geval naar aanleiding van de regeringsnota, naar aan leiding van dat eindverslag, de discussie in Breda zou kun nen worden opgestart. Vervolgens is dat toch een wat moei lijke discussie, waarin ik u om begrip vraag voor iets meer ruimte. De motie met betrekking tot het politiegebeuren. Wij maken ons wellicht allen zorgen over de betrokkenheid van het gemeentebestuur bij de verdere effectuering van die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 94