6 MAART 1990
95
landelijke reorganisatie. Ik denk, dat wij het daarover al
lemaal eens zijn. Ook de vorige keer bij de begrotingsbehan
deling heeft de toenmalige burgemeester daarover een opmer
king gemaakt. Als Uw raad zegt tegen ons college: wij maken
ons daarover zorgen (het college maakt zich daarover ook
zorgen) en geef nu een signaal af, dat die mindere betrok
kenheid van die locale overheid, van die raad, geen goede
zaak is, dan is ons college daar uiteraard volledig toe be
reid en wil zij in die zin ook de motie verstaan en uitvoe
ren door die zorg over die betrokkenheid te bestemder plek
ke te brengen. Maar de motie heeft door zijn formulering
het gevaar, dat het door anderen iets anders wordt begre
pen: dat er een relatie zou zijn tussen de reorganisatie zo
als die op dit moment in Breda plaatsvindt en die landelij
ke reorganisatie en dat dat elkaar in de wielen zou kunnen
rijden. Wij zijn bijzonder bang. Ik ben zeker ook bijzonder
bang dat dat mogelijkerwijs door ons eigen politieapparaat
dan ook verkeerd zou worden verstaan. Laat ik in ieder ge
val zeggen, dat het aspect van het verkleinen van de af
stand burger-politie want daarover gaat het toch, in de re
organisatie zoals die in Breda bedoeld is, in ieder geval
toch ook de basis is geweest voor de landelijke reorganisa
tie. Daar wordt gesproken over de basispolitietaak, die, zo
is de bedoeling, in ieder geval gemeentelijk verricht wordt
en is gericht op de veiligheid van de burgers in hun direc
te leefomgeving en die ook geïntegreerd is, zoveel moge
lijk, in andere gebieden van de overheidszorg. Met betrek
king tot die blijvende betrokkenheid van het gemeentebe
stuur heb ik al gezegd, dat wij ons daarover ook wel zorgen
maken. Beide politieministers, ik mag U dat toch niet ont
houden, hebben in hun nota, die aan de kamer is gestuurd,
heel nadrukkelijk een aantal modellen neergelegd en ook in
het regeerakkoord van deze regering is vastgelegd, dat be
halve de burgemeester ook de gemeenteraden betrokken moeten
zijn bij en geïnformeerd moeten worden over dat regionale
beheer. Tenslotte, die basispolitietaak is dus derhalve
eveneens gericht op de onveiligheidsgevoelens van de bur
gers in Breda, alsmede de veel voorkomende criminaliteit,
zoals die onder punt c van de motie wordt genoemd. Vandaar
dat wij zeggen, dat die motie indien je hem zo ongewijzigd
overneemt, vaststelt en doorstuurt, volstrekt verkeerd over
zou kunnen komen. Vandaar dat ik nogmaals Uw raad dringend
het volgende in overweging geef. Als U tegen ons zegt, geef
het signaal af, nogmaals, dat wij betrokken willen worden
bij het hele gebeuren, dat wij voelen dat die betrokkenheid
mogelijk wat minder gaat worden en dat daarmee die betrok
kenheid, die wij juist willen, ondergraven wordt en geef
dat signaal nu af, dan zijn wij daartoe graag bereid. Met
die toezegging zou mogelijkerwijs de motie overbodig worden
of verder niet meer hoeven aangenomen worden en zijn wij de
mogelijke suggestie kwijt, dat de reorganisatie in Breda,
zoals wij die gestalte willen geven en kunnen geven, moge
lijkerwijs in de wielen wordt gereden door de landelijke re
organisatieplannen. Dat is het gevaar van de motie. Ik ben