6 MAART 1990
96
nu door de vragen heen en geef het woord aan wethouder
Römkens
Wethouder RÖMKENS
Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, U heeft al een opmer
king gemaakt over het karakter van de Kadernota. Ik wil in
de richting van de heer Taks er nog op wijzen, dat het ze
ker niet zo is, dat uitsluitend het college de begrotingsbe
handeling 1991 op grond van eigen inzichten kan gaan voorbe
reiden. Maar ik neem aan dat het program-akkoord, dat na 21
maart a.s. wordt afgesloten, richtsnoer zal zijn voor de op
stelling van de begroting. Ik kan mij tegen die achtergrond
voorstellen dat de heer Taks behoefte heeft om bij de begro
tingsbehandeling 1991 uitgebreid te toetsen in hoeverre het
toekomstige college daar daadwerkelijk invulling aan heeft
gegeven tegen de achtergrond van het program-akkoord. Dat
even als aanvulling op wat er zoëven door U naar voren is
gebracht, voorzitter. Diverse fracties hebben gesproken
over de zorgen met betrekking de rente-ontwikkeling. In de
richting van de heer Koekoek wil ik toch wel opmerken, en
dat geldt trouwens voor een ander punt ook nog, dat ik be
grijp, dat hij niet in de commissie financiën en ook niet
in de commissie milieu zit, maar dat ik toch al daar heb
toegezegd, dat ik met een drietal scenario's kom vóór 21
maart a.s. ten aanzien van de mogelijke effecten op de ren
te-ontwikkeling. Het is inderdaad zo, wat de heer Sinke
zegt, dat één tiende procent budgettair voor de gemeente
Breda ongeveer f 300.000,bedraagt. Het is dus zeker de
moeite waard op basis van een aantal scenario's, de toekom
stige programpartijen inzicht te geven in een mogelijke ont
wikkeling. Bovendien heb ik ook toegezegd en dat wil ik nog
eens een keer herhalen, dat een aantal actuele situaties,
dat op het financieel meerjaren-perspectief van invloed kan
zijn, door mij aan het college zal worden aangeboden met
het advies om dat ter kennis te brengen van de raad resp.
de partijen, die zich gaan voorbereiden op een nieuw pro
gramakkoord. Daarmee denk ik U zoveel mogelijk via het col
lege over de actuele situatie op de hoogte te stellen. Ik
ben overigens niet in staat en dat zal een ieder duidelijk
begrijpen, om ook al rekening te houden met de juli-circu-
laire van 1990. Dat was ook een vraag, maar ik ben er inmid
dels nog niet toe in staat om dat te realiseren. Deze vraag
is niet door U gesteld, maar in de commissie. Een ander
punt dat door sommigen naar voren is gebracht, is de kwes
tie risico-invulling hogescholen. Daarvan wil ik zeggen,
dat het college verheugd is met de positieve stellingname
van een aantal fracties. Uiteraard moeten straks een defini
tief raadsvoorstel en een exploitatie-opzet nog worden vast
gesteld. Maar het college dacht hiermee daadwerkelijk invul
ling te hebben gegeven aan een verwachting, die de raad had
uitgesproken om deze onderwijsinstituten voor Breda te be
houden. Ik kan in de richting van de heer Garritsen zeggen,
dat de prijs, die door onderwijs betaald is, zelfs meer is
dan een normale prijs, die voor onderwijsinstellingen be
taald wordt. Via de prijs, die gewoon op marktwaarde ge-