27 maart 1991 111 stadsvernieuwing gelden gereserveerd; toen nog met de inten tie om daar sociale woningbouw te realiseren. Dat is uit drukkelijk onderzocht met name op financieel gebied en ge bleken is dat dat met de beschikbare middelen en met nog veel meer beschikbare middelen niet mogelijk was in die hoek, ook niet in architectonisch en beeldbepalend opzicht. Toen is op dat moment een particulier ingesprongen, die heeft een rijkssubsidietoekenning gekregen voor dertien wo ningen, dat gaat nu terug naar zeven woningen. Onze vraag is of die toezegging nog steeds definitief is. Opnieuw ligt er een voorstel op tafel tot invulling van deze hoek, op de ze manier, met medewerking van een particulier die daarvoor toch zijn nek uitsteekt. We kunnen ons afvragen of de archi tectonische waarde nog veel meer moet zijn, maar dan moeten we nog veel meer gaan bijdragen. De raad eist op deze ma nier een invulling van deze hoek. De C.D.A.-fractie ver trouwt erop dat op deze manier tot een hoogwaardige invul ling wordt gekomen. We zullen uiteindelijk straks het resul taat in de praktijk afwachten, maar we gaan er wel vanuit dat het plan, zoals het nu op tafel ligt, ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd, omdat het noodzakelijk is dat op korte termijn die hoek wordt ingevuld. Dat doet recht aan de situ atie daar, dat doet recht aan de plannen zoals ze zijn opge nomen en besproken met de omgeving, zeker als we kijken naar Gerardus Majella en de activiteiten die de mensen van de Haagdijk zelf hebben ondernomen om hun gebied weer goed vorm te geven voor de stad Breda. De heer VAN GURP Tijdens de commissievergaderingen heb ik al kenbaar gemaakt dat ook wij liever hadden gezien, dat het niet zo ver had hoeven komen. Inderdaad, op een bepaald ogenblik zul je een keuze moeten maken: öf je gaat er niet mee akkoord en het blijft een moeilijk punt voor vele jaren, öf je gaat er wel mee akkoord en je realiseert daar een fatsoenlijke oplos sing. Ik heb ook kenbaar gemaakt dat, wat ons betreft, de vorm waarin het voorstel was gegoten een iets te open einde had, in die zin dat voor mij niet genoeg duidelijk was wat er nou tegenover zou moeten staan van de kant van Van Opstal; de inspanningsverplichting dus. De wethouder heeft mij tijdens de commissievergadering toegezegd om de overeen komst of het contract dat hieraan ten grondslag ligt ter vi sie te leggen. Ik heb het nog niet gezien, maar ik vertrouw erop dat het binnen afzienbare tijd zal gebeuren. Ik zal kritisch het proces blijven volgen, hoe het zijn verloop verder krijgt. Wethouder RATTINK De tegenprestatie die Van Opstal moet leveren is de realise ring van het bouwplan. Zoals te doen gebruikelijk krijgt hij ook niet in één keer het bedrag van 550.000,uitge keerd, maar gaat het in tranches en daaraan liggen de berei ken van bepaalde momenten in de bouw aan ten grondslag. Die overeenkomst zullen we, dat heb ik toegezegd, ter visie leg-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 111