2 MEI 1991 157 schakeling van de V.N.G., aandacht te vragen bij de wetge ver. Gaarne hebben wij daarover Uw visie. De heer VAN GURP In het artikel van De Stem, dat naar aanleiding van de dis cussie in de commissie is verschenen, is wellicht iets te veel de indruk gewekt dat D66 aan de kant van de partijen zou staan, die principieel tegen het uitkeren van planscha- de zijn. Dat is niet zo. Is het rechtvaardig om 1.500.000,aan gemeenschapsgeld voor dit doel uit te ke ren? Ik denk dat er genoeg argumenten zijn aan te voeren, om te bewijzen dat dit sterk in twijfel kan worden getrok ken. Is het echter rechtmatig? Alle stukken nog eens door kijkend, dan denken wij dat het rechtmatig is, zoals het is gebeurd. Burgers hebben gebruik gemaakt van de bestaande wetgeving en van de procedureverordening die in Breda geldt en er valt geen speld tussen te krijgen. Daarbij moet nog eens worden aangetekend dat in de hele rechtsgang de gemeen te Breda een aantal behoorlijke fouten heeft gemaakt. Men heeft bijvoorbeeld vergeten om aan de commissie een duide lijke opdrachtformulering mee te geven en haar bijvoorbeeld te laten stellen wat het excessieve deel van de schade nu werkelijk is. In de tweede plaats heeft de gemeente Breda een beetje bagatelliserend over de planschade gedaan door te zeggen: nu, laat maar, want de rijksoverheid keert toch wel uit. Dat is Breda zeer kwalijk genomen. Als je deze pun ten bij elkaar optelt dan denk ik dat je niet anders kunt. Ik leg hier echt de nadruk op de rechtmatige kant van de zaak, om vervolgens met dit geval in te stemmen. Maar dat neemt niet weg om ook grote zorgen uit te spreken over de toekomst. Ik heb een stapeltje jurisprudentie doorgele zen en als je ziet wat daarin de tendens is, dan baart dat aanleiding tot grote zorgen. In de eerste plaats zie je dat er duidelijk een verschuiving is in de zin van: dit soort zaken zijn maatschappelijke risico's en die moet je maar ne men, tot ziens. Tegenwoordig zie je veel meer dat er eerder wordt overgegaan tot het uitkeren van planschade. In de tweede plaats zie je ook een tendens die ertoe overgaat om planschade integraal uit te keren, hoewel in het commentaar op die uitspraken duidelijk wordt aangegeven dat in absolu te zin planschade niet integraal hoeft te worden uitge keerd. Als je daarbij ook kijkt naar de tekst van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening, dan zie je dat die tekst eigenlijk veel opener is, veel verdergaand is, dan de tekst vroeger was. De amendementen daarop verstevi gen dat eigenlijk nog eens een keer. Was het eerst zo, dat bijvoorbeeld een bestemmingsplan echt volledig juridisch van kracht moest zijn wilde je in aanmerking komen voor planschade, nu is het eigenlijk zo dat je reeds op het mo ment dat je het ziet aankomen ertoe kunt overgaan om plan schade aan te vragen. Bijvoorbeeld, als je als agrariër in een of ander buitengebied zit en de gemeente zegt op een ge geven moment dat zij daar een woonwijk gaat plannen, maar ze geeft niet aan wanneer - dat kan nog wel tien jaar duren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 157