2 MEI 1991 158 - dan kun je op dat moment, vanwege de onzekerheid, in aan merking komen voor planschade. Als je deze signalen in het hele proces bekijkt dan kan dat ertoe leiden, dat je als overheid, wat betreft je rechtmatig handelen, op een gege ven moment geen kant meer op kunt en dat je een beetje verzeild gaat raken in toestanden die je in Amerika wei eens tegenkomt. Maar als je in zo'n klein land woont, op zo'n kleine ruimte met zoveel mensen bijelkaar, dan zul je bepaalde nadelen ondervinden, daaraan valt niet te ontko men, denk ik. In het licht van deze grote gevolgen die wij zien aankomen, zouden wij er bij de wethouder op willen aan dringen om bij de eerstvolgende commissievergadering van de commissie ruimtelijke ordening te komen met ideeën met betrekking tot dit onderwerp. Hoe kunnen wij daarmee om gaan? Hoe kunnen wij bijvoorbeeld de verordening aanpassen binnen de kaders die de wet ons stelt? Is het mogelijk om bijvoorbeeld een evaluatie van het proces te geven? Ik denk dat, als wij dit niet doen, wij binnen de kortste keren als overheid met handen en voeten gebonden zitten en dat wij werkelijk geen kant meer uit kunnen op ruimtelijk en plano logisch gebied. Mevrouw VAN BERGEN-NIJEHOLT Dit voorstel heeft al zo vaak op de agenda gestaan, dat ik wel in herhalingen moet vervallen en ik heb de collega's ook al hetzelfde horen zeggen als wat er in de commissie is gebeurd. Ik denk dat dat ook onontkoombaar zal zijn bij zo'n voorstel. De V.V.D.-fractie is van meet af aan tegen deze locatie geweest. Was deze locatie er niet geweest dan hadden wij dit voorstel vanavond niet hoeven te bespreken. Wij hebben van begin af aan gezegd dat planschade betaald moet worden in het geval de overheid via bestemmingsplannen deze zaken aan burgers aandoet. Daarin stonden wij aanvanke lijk alleen, maar wij zijn blij dat nu ook het C.D.A. vol mondig voor toekenning is en D66 achteraf nu ook. En ik neem aan, ik mag hopen, dat na vanavond dit dossier wordt gesloten. De heer GARRITSEN Ik denk dat wij het dossier zeker niet moeten sluiten. Wat ook D66 in feite zegt is dat je op de ontwikkelingen die zich aandienen heel alert moet zijn, om dit soort zaken te veranderen. Zowel bij D66 als ook bij het C.D.A. en heel duidelijk bij de P.v.d.A. tref je eigenlijk de benadering aan in de zin van: moet je dit moreel gezien wel uitkeren? Als je dan kijkt naar de rechtmatigheid, de jurisprudentie die ook D66 erop heeft nageslagen, dan zeg je: ja, dan zul je wel moeten. Maar ik denk dat je als gemeenteraadslid ook een politieke beoordeling moet hebben over het geheel. En dan zit je natuurlijk altijd in het keurslijf van de wetge ving, zoals die op dit moment geldt. Vandaar dat ik er al veel langer voor heb gepleit om ten aanzien van dit soort situaties, waarbij je wordt geconfronteerd met planschade,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 158