168 2 MEI 1991 binnenstad prioriteit heeft gekregen voor het westelijk deel van het Van Coothplein. Wij denken dat dat een goede zaak is en dat het eigenlijk een noodzaak is. Over het be drag van 41 miljoen wordt door het college gesteld dat dat taakstellend is. Ik denk dat wij mogen constateren dat het een moeilijk proces is geweest. Het bedrag is op een ge geven moment van 17,5 miljoen naar 41 miljoen gegaan. Ik denk dat de rekenmeesters binnen het college een pluim verdienen, want ook bij de 41 miljoen is het mogelijk om de negatieve exploitatie niet te laten oplopen. Ik denk dat externe omstandigheden een hele grote rol kunnen spelen of inderdaad die 41 miljoen ook taakstellend kan zijn. Ik denk dat het college er alles aan gelegen is om voor zaken die spelen, ik denk dan aan de omwonenden en de hinderwet, bouwvergunningen en eventueel sloop, te proberen deze zo veel mogelijk te minimaliseren. Doet men dat niet en stelt men daar geen randvoorwaarden, dan zal dat bedrag oplopen en dan komen wij in de problemen. Het voorstel geeft ook aan om een ad hoe commissie in te stellen. Wij denken dat dat een goede zaak is en dat de ad hoe commissie die wordt ingesteld een soort tussenschakel, een intermediair, is tus sen stuurgroepen en raadsfracties. Ik denk dat wij als C.D.A.-fractie moeten constateren dat er voor de ad hoe com missie toch nog heel wat harde noten te kraken zijn. Ten aanzien van dit deel gaat de C.D.A.-fractie akkoord met een nieuwe schouwburg, op deze lokatie, voor dit bedrag. Een an der punt, dat de gemoederen de laatste dagen, eigenlijk we ken, bezighoudt, is het ontwerp en de gevel. In de commis sie van 23 april was er nog geen duidelijkheid. Wel gaf het program van eisen aan dat die monumentale gevel behouden zou kunnen blijven. Nu blijkt uit het ontwerp dat daar heel weinig van overblijft. Het college is in het herziene voor stel kort en duidelijk en geeft aan: die gevel moet ge sloopt worden. Ik wil daar toch bij stilstaan en ik moet dan even terug in de tijd. De architect, de heer Van Schijn- del, heeft indertijd gezegd: wij bouwen een schouwburg, voor 17,5 miljoen met behoud van de voorgevel, die wij harmonieus kunnen inpassen. Tot onze spijt moeten wij con stateren dat noch aan het een noch aan het ander is vol daan. Ik vind het buitengewoon gênant dat ik dan van de ar chitect moet horen dat hij verbazing en ongeloof uitspreekt op de reactie van Breda. Hij denkt dat dat ligt aan het roomse Brabant. Het is inderdaad zo, dat er hier veel rooms- katholieken zijn en dat wij in Brabant zijn. Ik wou er ook even op wijzen dat Breda geen Tokio is. En ik zou het op zijn plaats vinden, wanneer er met enig respect gesproken zou worden over zoiets wat ons allen bezighoudt. Wat wij als C.D.A.-fractie willen, is een schouwburg met allure. Dat hebben wij meerdere malen gezegd. Daarom hebben wij ook bewust voor model 2 gekozen. Wij moeten nu constateren dat het belang van de monumentwaardigheid het niet heeft gewon nen. En ik kom terug op een gesprek dat wij gehad hebben in de commissie cultuur, toen wij hebben gesproken hebben over de monumentenadviesraad en dat daar de laatste tijd wat za-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 168