2 MEI 1991 169 ken lopen, zoals die eigenlijk niet moeten lopen. Wel plaat sen, niet plaatsen, toch plaatsen, met alle nare situaties van dien. De wethouder cultuur heeft toen ook aangegeven dat het de hoogste tijd is, dat wij die zaak eens gaan eva lueren en op een goed recht spoor zetten, zodat dit soort zaken in de toekomst voorkomen kunnen worden. Alleen zijn wij denk ik ten aanzien van de schouwburg dan te laat. Wat overblijft is een rudiment. De opmerking die door de archi tect is gemaakt over de verwijzing naar het verleden op de ze wijze, heeft voor mijn fractie weinig betekenis en zal op den duur ook vervagen. Dus dat rudiment, de rotte tand zoals het ook al wordt genoemd, heeft voor ons op deze wij ze weinig zin. Volgens de architect is het technisch niet mogelijk de gevel te combineren met een nieuwe moderne schouwburg en dat zal ongetwijfeld leiden tot onoverkome lijke problemen. Dan kom je voor wat feiten te staan en die zijn eigenlijk na 23 april bij ons in de fractie ook gaan leven. Onze fractie heeft daarbij de achterban geraad pleegd en daar kwam uit dat men aan de ene kant zei: het is een gedrocht, en dat men aan de andere kant zei: het wordt een schouwburg met allure. Als fractie moet je dan een soort middenweg zien te vinden om daarover toch een stand punt te bepalen. Toen wij dat deden, las ik in een boek een zin en toen dacht ik, als wij de fractie ingaan om dit te bespreken dan neem ik die zin als voorbeeld en die luidde: "oordeel nooit meteen over wat je ziet, probeer te begrij pen waarom het zo is". Dat heeft de C.D.A.-fractie gepro beerd en als wij deze uitspraak bezien in relatie met de ge vel van de schouwburg, is de C.D.A.-fractie na uitgebreide discussie tot de conclusie gekomen dat, wanneer wij een schouwburg willen volgens model 2 met een meerwaarde en een uitstraling, wij met pijn moeten constateren dat wij er een schouwburg voor terugkrijgen met allure, maar dat dat ten koste van de gevel zal gaan. De heer KOEKKOEK Het is goed om ook in deze bijdrage in de raad te beklemto nen dat de P.v.d.A. vóór een nieuwe schouwburg is. We heb ben dat ook bij de programonderhandelingen ingebracht en we hebben elkaar over de zinsnede, dat er een nieuwe schouw burg moet komen, gevonden. We hebben echter steeds de aante kening gemaakt en ook de kanttekening gemaakt, dat het een sobere schouwburg moet zijn. En daarbij baseer ik me op de uitspraak van de raad van december 1988, waarin een viertal kernelementen worden genoemd in de bekende witte beleidsno titie cultuur, die de wethouder zich ongetwijfeld nog zal herinneren. Het gaat om een grote zaal, een middenzaal, één filmhuis en een theatercafé. Alle overige zaken die worden toegevoegd, zo staat in de notitie, zijn afhankelijk van bijdragen van derden. Daarin kon de P.v.d.A. zich meer dan voortreffelijk vinden en die opvatting huldigen wij nog steeds. Wij vinden dat er ruimte moet blijven voor andere investeringen in de sector cultuur, andere investeringen in overige sectoren van ons Breda en dat er ook geld moet zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 169