2 MEI 1991
184
ten plaatsvinden van datgene dat we in 1985 hebben afgespro
ken. Vijf jaar monumentenbeleid, monumentenverordening, mo
numentenadviesraad. Dat alles zal in de breedste zin met al
les erop en eraan kritisch moeten worden bekeken, om tot de
conclusie te komen of we op deze manier, met deze invul
ling, met deze criteria die hier worden gehanteerd in Breda
moeten doorgaan. Ik heb toegezegd dat we daarover langdurig
in de commissie cultuur opiniërend en richting gevend met
elkaar zullen spreken. U zult begrijpen dat het college
niet zomaar op een achternamiddag het besluit heeft genomen
om straks voor te stellen de gevel van de huidige gemeente
lijke monumentenlijst af te halen. Dat is een moeilijke dis
cussie geweest. Daarop hebben ook verschillende woordvoer
ders van de fracties gewezen. Ik mag toch stellen dat de en
kele signalen en de verwoording in het preadvies, zoals dat
eerst is gepresenteerd en in het tweede preadvies, U duide
lijk moeten maken dat we niet over één nacht ijs zijn ge
gaan. Maar er heeft een brede afweging plaatsgevonden in
overleg met welstand, in overleg met stedenbouw en in over
leg met de architect. En die brede afweging vindt U terug
op bladzijde twee van het preadvies. Dat heeft uiteindelijk
geleid tot het aanpassen van het program van eisen op blad
zijde twee, waar staat dat het plan ontwikkeld moest worden
integraal met de voorgevel. Dus het is niet zo dat dat een
sinecure is geweest, het heeft wel degelijk tot brede en
langdurige discussies geleid. Anderzijds hebben wij onze
ogen opengehouden voor een cultuurbeleid dat gestoeld is op
een stukje realiteit, als het gaat om het realiseren van
een schouwburg waarvan wij de mogelijkheden zien. Er is ook
heel kritisch gekeken naar zaken als: hoe ga je om met mana
gement, hoe ga je om met de horeca-exploitatie? We weten
dat daarover andere gedachten leven en we hebben in het ver
leden ervaring opgedaan. Voordat we een besluit nemen om de
horeca-exploitatie aan onszelf te houden, zal eerst aange
toond moeten worden of het rendement oplevert. Als daarover
ook maar enige twijfel bestaat, dan zullen we daarover toch
nog een stuk besluitvorming moeten plegen. Een onderzoek
daarnaar en de daaropvolgende voorstellen kan ik de
V.V.D.-fractie, die daarover vragen stelde, toezeggen. Dat
geldt overigens ook voor andere zaken die mevrouw Neeb aan
de orde heeft gesteld, als het gaat om de infrastructuur,
de toetsing door de brandweer en de concrete eisen ten aan
zien van hinderwet en ontsluiting. De opmerkingen die me
vrouw Boidin heeft gemaakt, sterken mij in de gedachte
dat het kunst en cultuurbeleid, toegespitst in dit geval op
het eerste project dat we in overleg met de raad overigens
hebben opgepakt, een bepaalde richting opgaat, waarvan de
verwachting hoog is en waarvan de risico's enorm zijn. Het
is denk ik de taak van de stuurgroep die het college advi
seert om die risico's op heel korte termijn aan te geven en
zo mogelijk te minimaliseren. Voorts dient de stuurgroep
concrete voorstellen te doen over de presentatie van het
preadvies met een volwaardig definitief ontwerp met alles
erop en eraan. Zoals ik al heb gezegd, een groot aantal op-