30 MEI 1991
217
in de geest van wethouder Römkens die aandringt op een zuinig beleid. Maar dat betekent dat
U al eerder aan de borrel moet. Dat is op zich geen groot probleem als het niet leidt tot een
uitbreiding van de discussie later in de avond. Dus ik stel voor dat we toch maar even alvast
een voorschotje nemen en in plaats van de koffie beginnen aan de borrel. De vergadering is
geschorst. Op het moment dat wethouder Adank komt dan bellen we even en dan gaan we verder
met de rest.
De heer GARRITSEN
Kunnen we niet de volgorde even omdraaien, dat we eerst de rest afwerken, of is dat onmogelijk?
De VOORZITTER
Neen, er is geen rest. De heer De Bruijn heeft één punt, zoals gebruikelijk.
De heer GARRITSEN
U weet zeker dat de heer Adank terugkomt?
De VOORZITTER
De heer Adank komt zeker terug. Over agendapunt 150 zijn geen verdere vragen, niemand heeft
zich gemeld.
Wethouder DE BRUIJN
Ik wil het best uitleggen als dat de tijd doodt.
De VOORZITTER
Doet U dat dan maar zo dadelijk bij een broodje. Ik schors de vergadering tot de heer Adank
is teruggekomen.
SCHORSING
De VOORZITTER heropent de vergadering.
140. BELEIDSNOTA ARCHEOLOGIE.
Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE
De doelstelling en de daaruit voortvloeiende algemene uitgangspunten uit de nota kan mijn fractie
ondersteunen. Het besluit dat wij verder vanavond nemen is het aanstellen van een assistent-archeo
loog, waardoor wij de wettelijke opgravingsbevoegdheid weer terugkrijgen die op dit moment
tijdelijk is. Toch wil ik nog voor een paar punten de aandacht vragen. Wij hebben daarnaar ook
in de commissie gevraagd en door het college zou het nog eens nader worden bekeken. In de
nota wordt gesproken over nadere overwegingen ten aanzien van de full-time functie van de
archeoloog, waar nu nog een detachering voor is. Wij denken dat het goed is dat er aandacht
wordt besteed aan het bouwhistorisch onderzoek en het punt dat wordt aangegeven in de inspraak
dat er ook een grote behoefte is aan vaste overlegstructuren. Een ander punt dat speelt, juist bij
archeologie, is de grote rol die de vrijwilligers vervullen, dus de rol en de positie van de
vrijwilliger. Wij denken dat deze zaken niet alleen aandacht moeten hebben maar dat deze op
een gegeven moment ook uitgewerkt zullen moeten worden, als we tenminste er van uitgaan dat
archeologie een eigen identiteit krijgt binnen de gemeentelijke organisatie.
Mevrouw NEEB-WIEGERSMA