27 JUNI 1991 242 Na de behandeling van dit voorstel in de commissie algemene zaken hebben zich ontwikkelingen voorgedaan, daarover sprak de heer Van Fessem ook al, die maken dat wij vanavond dit punt niet als een hamerstuk kunnen afdoen. De publicatie van de nota "Besturen op niveau", deel II en het recente overleg tussen college en Gedeputeerden Staten over de gemeentelijke herindeling, zijn onderwerpen die bij ons tot nader beraad hebben geleid. Zoals bekend is de V.V.D.-fractie, wij hebben het al gezegd in de raadsvergadering van 7 maart jongstleden, van opvatting dat een bovenlocaal stadsregiobestuur met sturende bevoegdheden in de vorm zoals geadviseerd door de commissie Konijnenbelt afdoende oplossing biedt voor de bestuurlijke problemen binnen de stadsregio Breda. Zo'n structuur is, ik ga er niet omheen draaien, in feite een vierde bestuurslaag. Als nadeel heb ik reeds op 7 maart gesignaleerd, dat de bestuurlijke structuur van die opzet erg zwaar is in relatie tot de beperkte taakstelling en de geringe schaalgrootte van de stadsregio. Ondanks die bezwaren waren en zijn wij bereid taken en bevoegdheden over te dragen aan een nieuw in te stellen stadsregioomdat een bovenlocaal stadsregiobestuur beter dan een intergemeen telijk samenwerkingsverband in staat is tot het voeren van een samenhangend beleid. Het staat inmiddels vast dat dat ideaal niet te realiseren valt, althans vooralsnog niet. Door de negatieve houding van Oosterhout en Etten-Leur is de kans op de vorming van een bovenlocale bestuurlijke autoriteit zo goed als verkeken. Bovendien zal, zo blijkt uit de nota "Besturen op niveau", deel II, de Interimwet niet van toepassing zijn op de Bredase stadsregio. Tegen deze achtergrond heeft het onze instemming dat het college probeert een voorstel voor een nieuwe bestuurlijke structuur voor te bereiden in overleg met de andere stadsregiogemeenten. Maar bij de huidige stand van de wetgeving gaat het dan om een lichtere samenwerking dan Konijnenbelt heeft geadviseerd. In het gunstigste geval zal het gaan om de vorming van een intergemeentelijk samenwerkingsver band op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Zo'n gewest lijkt ons dan een doublure te worden van het huidige stadsgewest Breda, dat immers ook de pretentie heeft te fungeren als overlegplatform voor ruimtelijke ordening, zij het op de schaal van 21 gemeenten. Gezien echter de provinciale contourennota over de gemeentelijke herindeling zal het aantal stadsgewestgemeen ten in de nabije toekomst ongetwijfeld teruglopen. Na die gemeentelijke herindeling en een eventuele aanpassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen middels een aanscherping van de besluitvormingsprocedure, is het stadsgewest Breda wellicht een geschikt instrumentarium tot bestuurlijke afstemming. Daarom vragen wij, zoals ik in de commissie algemene zaken heb gedaan, het college het overleg over een nieuwe bestuurlijke structuur niet te beperken tot stadsregiogemeenten, maar daarbij ook het stadsgewest te betrekken. De nota "Besturen op niveau"deel II, wijst ook in die richting. Is het college daartoe bereid? Wat betreft het eigenlijke probleem waarom het gaat, namelijk de ruimtenood van Breda en in samenhang daarmee de financiële problematiek van onze stad, is het buitengewoon spijtig te moeten constateren dat tot dusverre alleen Nieuw-Ginneken met haar sympathieke pleidooi voor de instelling van een regionaal herverdelingsfonds een gebaar, zij het een ontoereikend gebaar, in de richting van de centrumgemeente heeft gemaakt. Oplossing van de Bredase ruimtenood hebben wij in de raadsvergadering van 7 maart jongstleden een noodzakelijke voorwaarde genoemd voor stadsregionalebestuurlijke samenwerking. Wij menen dat deze voorwaarde ook moet gelden voor een eventuele vorming van een andere bestuurlijke structuur, waarop het college nu zijn inspanningen richt. Deze voorwaarde als zodanig ontbreekt in het concept-besluit, maar is wel duidelijk verwoord in het raadsvoorstel, waar wordt opgemerkt dat de invoering van een nieuwe bestuurlijke structuur voor de stadsregio Breda moet worden gekoppeld aan de oplossing van de Bredase ruimtenood. Naar onze mening geldt deze koppeling ook onverkort voor een lichtere vorm van bestuurlijke samenwerking. Bestuurlijke samenwerking als zodanig garandeert immers nog niet dat de ruimtenood wordt opgeheven. Deelt het college onze zienswijze hieromtrent? De V.V.D.-fractie is zoals bekend geen voorstandster van een grootschalige gemeentelijke herindeling in het gebied rondom Breda. Maar wij zijn uiteraard ook niet tégen, als het provinciaal bestuur op die manier onze problemen zou willen oplossen. Naar onze mening kan evenwel worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 242