27 JUNI 1991
246
tijd geleden in overleg met Binnenlandse Zaken te horen gekregen dat dat het standpunt van het
Kabinet zou zijn. Eigenlijk is dat standpunt een beetje strijdig met de filosofie die verder in
"Besturen op Niveau" wordt gehanteerd, omdat daarin juist het accent wordt gelegd op het van
onder af naar boven komen van nieuwe bestuursvormen. Met andere woorden, men zegt: je moet
kijken naar wat er in de regio groeit en daar moet je op aanhaken en daarop moet je dus ook
je bestuurlijke vorm op gaan enten. Kortom, dat vraagteken dat bij de schaal van Breda werd
geplaatst, wordt eigenlijk weer tegengesproken, daar waar het Kabinet zelf kiest voor allerlei
initiatieven van onder op. De vraag is natuurlijk dan vervolgens, zoals de heer Van Fessem en
ook andere vragenstellers hebben geformuleerd: moet het nu ook directe consequenties hebben?
Het college denkt van niet. Ik denk dat we de komende tijd toch te maken krijgen met een
driesporenbeleid. Een driesporenbeleid waarvan het ene spoor wordt gevormd door het hele
gemeentelijke herindelingsbeleid en waarvan U inmiddels uit de krant ook heeft begrepen dat
de provincie alsnog is ingegaan op het verzoek van het college om die procedure te versnellen.
In dat opzicht wordt ook wat duidelijkheid gegeven. Oorspronkelijk zou de Bredase regio aan
snee komen in april 1992. In de brief die we nu hebben gekregen van de provincie - waarin
overigens nog een paar voorbehouden zitten in verband met personeelswerving, want er moet
een hele nieuwe batterij ambtenaren hierop worden losgelaten en die moeten nog allemaal worden
aangetrokken, en meestal werken die nog ergens anders dus dat kost enige tijd - zou de operatie
rond Breda nu kunnen plaatsvinden en zouden de werkzaamheden van het adviescollege in oktober
van dit jaar kunnen starten. Dat betekent toch een behoorlijke tijdwinst. Op de eerste plaats is
die tijdwinst vooral van belang voor het feit dat we dan sneller duidelijkheid hebben als Bredase
regio; in de tweede plaats komen we dan niet op het eind van de Statenperiode aan, want aan
het eind van een Statenperiode blijkt altijd dat mensen buitengewoon nerveus worden vanwege
de verkiezingen, en dan krijg je de meest onvoorspelbare beslissingen. Het is dus beter als je
dat op een moment doet dat iedereen nog niet begerig zit te kijken naar die kiezer, want dat wil
het stemgedrag nogal eens beïnvloeden. In dat opzicht zijn wij blij dat wij in ieder geval wat
naar voren zijn getrokken en dat we dus ook wat eerder hier de commissie Schampers langs
krijgen. We zullen daarover als gemeente volgende week reeds gaan praten in het college en
wij zullen proberen het nodige voorwerk te doen. Het is bekend wat voor materiaal de commissie
Schampers wenst te hebben. In dat opzicht kunnen we dus de komende maanden al stevig aan
de slag. Het college gaat er eerst over praten hoe ze dat precies gaat aanpakken. Dat is één spoor.
Namelijk dat van de gemeentelijke herindeling. Ik wil dat spoor nog verder afmaken, omdat er
toch nog een aantal vragen is gesteld, zoals bijvoorbeeld door de heer Taks. De heer Taks heeft
in ieder geval één punt gesteld, dat ook het college van het allergrootste belang acht: de koppeling
tussen de oplossing van de ruimtenood van Breda en nieuwe vormen van samenwerking. Die
koppeling heeft het college ook heel expliciet gelegd. Ik begrijp ook uit de woorden van de raad,
met uitzondering misschien van de heer Garritsen, dat door U die koppeling wordt onderschreven.
Mevrouw Heerkens heeft er ook heel duidelijk over gesproken: voor ons is het één onmogelijk
zonder het andere. Dat is een buitengewoon helder standpunt. Zoals ook verwoord in het rapport
van de commissie Konijnenbelt: Breda heeft ruimtenood. Ik heb U in de commissie algemene
zaken ook al de eerste financiële gevolgen geschetst van het feit dat we op dit moment te weinig
huizen kunnen bouwen. Op termijn betekent dat een derving van inkomsten van meer dan anderhalf
miljoen basis 1994 en dat betekent dus dat langzamerhand onze financiële basis wordt uitgehold.
Het betekent overigens ook dat je straks het gevaar krijgt van stilstand van het inwonersaantal,
met alle gevolgen die daaraan vastzitten. Die ruimtenood moet dus worden opgelost. Dan is de
vraag nog steeds, pratend over dat spoor van die gemeentelijke herindeling en even luisterend
naar de heer Taks: wat voor soort wijzigingen zijn dan nodig? De heer Taks zegt: wij denken
aan grenscorrecties, niet aan grootschalige herindeling. Het college zal daarover voorshands de
komende tijden geen uitspraken doen. We zullen ons niet uitspreken over onze concrete wensen,
omdat wij vinden dat we in dat opzicht het werk van de commissie Schampers niet moeten