27 JUNI 1991 247 doorkruisen en omdat we het psychologisch onverstandig vinden vanwege onze contacten met andere gemeenten om precies duidelijk te maken wat we nu willen. We zitten in dat opzicht in een soort prisonersdilemma. Enerzijds moeten we samen- werken met de acht gemeenten, met 21 gemeenten en dat willen we ook en dat blijft ook in de komende jaren, ook na herindeling, een belangrijk oogmerk. Aan de andere kant moet die ruimtenood ook worden opgelost. Dat prisonersdilemma heeft nu eenmaal als kenmerk dat je daar niet zo snel uitkomt en dat geldt dus op dit moment ook voor de opstelling van het college als het gaat over concrete zaken. Of het beperkt kan worden tot grenscorrecties ligt natuurlijkhelemaal aan watje verstaat onder het woord grenscorrectie. Ik wil ook daarover vanavond niet gaan discussiëren. Maar als het woord grenscorrectie moet worden beschouwd als bijvoorbeeld dat wat op dit moment vastligt in het wetsontwerp dat ligt bij de Eerste Kamer en waarbij je bijvoorbeeld tien procent van een gemeente via een besluit van Provinciale Staten erbij kunt krijgen, dan kan ik U mededelen dat het college in dat opzicht niet denkt aan grenscorrecties en dat wij wat substantiëlere vormen van herindeling voor ogen hebben dan een simpele grenscorrectie. Maar nogmaals, dit is niet het moment om contouren te tekenen, om kaartjes te tekenen. Want het gaat ons, en dat wens ik vanavond nog eens te benadrukken, niet om expansiedrift, het gaat ons niet om puur annexatie vanwege de hoeveelheid inwoners, neen, het gaat ons om het oplossen van de ruimtenood. Dat staat bij ons centraal in tegenstelling tot sommige andere gemeenten in dit land en in deze provincie, die het puur gaat om het erbij krijgen van een aantal inwoners. Daar zitten we niet primair op te wachten. We moeten als Breda verder. We moeten in ieder geval minimaal, zoals ik U ook in de commissie algemene zaken heb gezegd, al 600 tot 650 woningen bouwen, om alleen de eigen bevolking te kunnen opvangen. Kunnen we dat niet, dan loopt het inwonersaantal van Breda achteruit. En dat staat dus te gebeuren vanaf 1994. Dan kunnen we dus zelf voor onze eigen aanwas niet genoeg meer bouwen, laat staan voor al die mensen die aangetrokken worden door onze stad en die daar ook willen wonen. De heer GARRITSEN Als ik de inwonersaantallen van Breda over een langere periode zie, dan hebben we een hele lange periode gehad met een vrij stabiel inwonersaantalDiezelfde discussie werd toen ook gevoerd en zo dramatisch is het wat dat betreft denk ik niet afgelopen. De VOORZITTER Neen, maar dan moet U inmiddels ook de nieuwe feiten en de nieuwe cijfers kennen. Voor een deel zullen die ook in de nota van aanbieding bij de begroting staan. Het is natuurlijk zo dat we een aantal jaren hebben kunnen bouwen op plekken die daarvoor bestonden. Nd 1994 bestaan de bouwmogelijkheden in Breda hoofdzakelijk uit verdichtingsmogelijkheden. We kunnen, als we geluk hebben, als alles meezit, berg af, wind mee, met geen enkele procedure, ook niet van Groen Links, tegen, bijelkaar misschien nog een kleine vierduizend woningen bouwen. Dus dan kunnen we nog vier jaar aan de slag. Dan hebben we 3200 woningen en dan zitten we al onder de duizend geprogrammeerde woningen. Dan houden we er nog 800 over in het kader van verdichtingslocaties. En U weet wat voor ellende dat met zich meebrengt. Ik begrijp Uw politieke visie wel. U zegt: ik heb geen behoefte aan groei. Ik neem daar kennis van De heer GARRITSEN In beperktere mate. Maar Uw verhaal zou verder onderbouwd moeten worden. Uit de discussie die we lang geleden hebben gehad over de Haagse Beemden, kwam naar voren dat de uitbreiding daarvan financiële voordelen zou hebben voor de stad en daarmee kon je voorzieningen in de bestaande stad overeind houden. Het verhaal luidt nu dat de Haagse Beemden vrij veel geld heeft gekost en ik zeg niet dat ik daar tegen ben, maar je moet niet zo makkelijk zeggen dat je dan financieel een stuk beter uit bent. Op het moment dat een andere gemeente die zaken bouwt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 247