27 JUNI 1991 249 over dat wat het Kabinet schrijft, namelijk datje op termijn gemeenten ook moet kunnen dwingen om in te stemmen met besluiten. Dat betekent dus dat de meerderheid van stemmen beslist en dat is trouwens ook buitengewoon democratisch. Het betekent in ieder geval ook datje voorkomt dat een paar gemeenten dwars kunnen gaan liggen en dat je vervolgens dan niet tot besluiten kunt komen. Overigens, de heer Garritsen zegt: komt dat in de praktijk dan zo vaak voor? Dat is de afgelopen jaren natuurlijk een aantal keren voorgekomen, maar waar het om gaat is dat op het moment dat je met elkaar besluit, dat je nieuwe vormen van besluitvorming hebt, dan gaat zo'n stadsgewest natuurlijk meer en anders functioneren, en dan zul je ook een dagelijks bestuur krijgen dat veel meer besluiten kan voorbereiden en kan doen zonder dat ze rekening hoeft te houden met gemeente X of met gemeente Y. Met andere woorden, ik denk dat het derde spoor ook bestaat uit het verder onder de loep nemen van het stadsgewest. Waar ik buitengewoon nieuwsgierig naar ben is naar het standpunt van de andere gemeenten over dat wat het Kabinet nu schrijft. Als het Kabinet nu zegt: we kiezen voor het stadsgewestelijk niveau, dan ben ik benieuwd of er een heleboel gemeenten zijn die nu zouden willen aanhaken bij de stadsregio. Ik ken er een paar die zeggen: wij zouden best mee willen doen, maar ik ken er ook een heleboel die er absoluut niet van gediend zijn, die zeggen: het is mooi nu; één keer per drie maanden die stadsgewestraad en daar moet het vooral bij blijven. Dat is een vrij lastig standpunt als je van het stadsgewest wat meer wilt maken dan het op dit moment is. Ook dat ligt in de schoot der toekomst verborgen, maar we gaan die discussie wel aan. Het zijn dus in dat opzicht drie sporen: èn herindeling via de provincie èn kijken naar verdere samenwerking met de stadsregio èn tegelijkertijd ook kijken naar het stadsgewest. Dat er relaties liggen tussen die drie, is duidelijk, maar van al die drie valt er op dit moment niet te voorspellen waartoe het uiteindelijk gaat leiden. Voor het college staat vast, of het nu linksom of rechtsom moet gebeuren, dat in ieder geval die problemen van Breda moeten worden opgelost. Het kan niet genoeg worden gezegd. Dan nog een aantal opmerkingen die is gemaakt, bijvoorbeeld door mevrouw Heerkens. Zij zegt: als je streeft naar herindeling, dan zul je in ieder geval moeten zorgen dat je de identiteit van de te annexeren gemeenten, of de grenscorrectie, of dat deel dat die grenscorrectie omvat, zoveel mogelijk bewaart. U sluit daar ook bij aandatwepleitenvoorbinnengemeentelijkedecentralisatie. Ik denk inderdaad dat bij dat hele herindelingsproces met name het bewaken van de identiteit, want ik kan me voorstellen dat mensen daaraan hechten, een belangrijke taak is van een centrumgemeente. Wat overigens ook blijkt elders in het land, is dat die identiteit door een herindeling ook absoluut niet verdwijnt. Natuurlijk verdwijnt er een aantal zaken en natuurlijk wordt het bestuur gestroomlijnd, maar de identiteit van een kleinere gemeente zal in principe dezelfde blijven. En voor zover je daaraan via binnengemeentelijke decentralisatie het een en ander kunt doen, denk ik zeker dat je het moet doen. Het hangt natuurlijk ook af van de schaal van de herindeling. Dan nu nog de interessante discussie over de vierde bestuurslaag. Ik heb daarover al jaren lang een standpunt, maar dat is een particulier standpunt, dat heb ik niet in het college kunnen toetsen. Ik zeg het toch maar: ik vind die discussie onzin. Grote onzin. En waarom? Omdat defacto in Nederland er al een vierde bestuurslaag bestaat. Als je kijkt naar bijvoorbeeld het stadsgewest, dan kun je zeggen: het is verlengd locaal bestuur. Maar van de andere kant kun je ook zeggen: het heeft ook iets van de vierde bestuurslaag. Als je kijkt naar Amsterdam en Rotterdam, dan zie je daar de deelgemeenteraden, die ook iets weg hebben van de vierde bestuurslaag. Ik ben niet voor of tegen een vierde bestuurslaag, maar ik zie er ook geen enkele principiële discussie in. Het is voor mij niet zo dat, omdat Thorbecke dat destijds heeft uitgevonden, we nu ook moeten vasthouden aan de gedachte dat Nederland nooit méér dan drie bestuurslagen mag hebben. Nog sterker, ik heb enige maanden geleden in een bijeenkomst de stelling verdedigd dat, als Thorbecke nu geleefd zou hebben, hij heel snel een einde zou hebben gemaakt aan die discussie over die drie bestuurslagen en dat hij dan naar alle waarschijn lijkheid gewoon de meest nuchtere vorm had gekozen en dat hij dan niet gehinderd was door dit soort dogma's. Maar nogmaals, dat is een privé-standpunt, maar ik wilde het toch even kwijt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 249