27 JUNI 1991 251 Dus U kunt de toenmalige minister in dat opzicht niets kwalijk nemen. Waar het nu om gaat is dat we te maken hebben met de huidige minister. En ik heb eerlijk gezegd niet de indruk, aan de hand van zijn brieven, dat we financieel als knooppunt in dat opzicht de komende jaren veel hebben te verwachten. Het is kommer en kwel in Den Haag op allerlei terreinen en die kommer en kwel wordt dus ook in een soort verdelende rechtvaardigheid uitgespreid over dat wat de knooppunten in het verleden door enthousiaste bewindslieden in het vooruitzicht was gesteld. Kortom, we wachten gewoon af. Het Kabinet zou vóór de zomer komen met een standpunt ten aanzien van alle projecten en knooppunten. Inmiddels hebben de knooppunten brieven gekregen van de minister van VROM, waarin ons vriendelijk wordt verzocht om alle projecten te beperken tot een paar, of misschien hooguit tot twee en dat belooft in dat opzicht natuurlijk niet al te veel. Maar dat is eigenlijk ook begrijpelijk. We hebben op dit moment, als het gaat om geld van Den Haag, buitengewoon weinig te verwachten. Ik denk dat ik daarmee de vragen globaal heb beantwoord. De heer TAKS Het enthousiasme waarmee U het dogma van de drie bestuurslagen heeft gesloopt, heeft onze warme instemming. We hebben al eerder gezegd dat het stadsgewest best een vierde bestuurslaag zou mogen worden. Maar in Uw enthousiasme bent U een beetje te ver gegaan. U heeft ook al min of meer voor gepleit voor een binnengemeentelijke decentralisatie straks na een grootschali ge gemeentelijke herindeling. Dat geeft te denken: een extra binnengemeentelijke bestuurslaag. Maar aan de andere kant vraag ik me af of dat wel zo wenselijk is. Ervaringen met deelgemeen teraden elders zijn ook niet allemaal positief. In Amsterdam, Rotterdam en dergelijke is men niet zo enthousiast over dat bestuursmodel. Ik denk dat we in zo'n geval beter kunnen pleiten voor een deconcentratie van de gemeentelijke dienstverlening. Dat lijkt mij een betere oplossing voor dit probleem. De heer GARRITSEN Nog één punt over die vierde bestuurslaag. Het punt waarmee wij moeite hebben is dat als je de keuze van de commissie Konijnenbelt volgt, je een stadsregio krijgt met bevoegdheden. In feite is dit een bestuurslaag die niet rechtstreeks is gekozen, voor zes jaar. En in die zes jaar wilt U een aantal heel belangrijke zaken oplossen. Daarvan zeggen wij dat het democratische gehalte vrij mager is. In de richting van het dagelijks bestuur van zo'n stadsregio geldt dat in nog hogere mate. Daarnaast heb je dan nog de figuur van een stadsgewest, waarvan U zegt: in die richting willen we denken. Dat is ook weer een bestuurslaag. En daarboven heb je de provincie. Is het niet veel zinniger om te kijken of je drie bestuurslagen efficiënt kunt in vullen. Als dat echt niet kan, dan kun je misschien aan een vierde bestuurslaag denken. Maar ik denk dat èn een stadsregio èn een stadsgewest èn de provincie te veel van het goede is. Vandaar dat we toch kiezen voor het stadsgewest, dat kun je wat optuigen en dan kun je in een open discussie met de omliggende gemeenten de problemen oplossen. Daarbij gaat het dan niet om de beperking die U voor Breda aanbrengt, namelijk dat in ieder geval het ruimteprobleem van Breda moet worden opgelost. Ik denk dat het ook gaat om de problemen van de regio in een wat ruimer verband en die hebben ook te maken met de keuzes van bedrijvenlocaties, wegenaanleg, openbaar vervoer en dat soort zaken. De VOORZITTER Ik denk dat een deel van de problemen die we nu in Nederland kennen zijn veroorzaakt door het feit dat uiteindelijk dat provincieplan niet is doorgegaan. Als we een groot aantal kleinere provincies hadden gekregen, dan denk ik dat we een aantal van dit soort discussies hadden kunnen vermijden. Maar goed, die politieke keuze is een aantal jaren geleden gemaakt, en daardoor zitten we vervolgens weer met die bestuurlijke moloch, want zo mag ik het toch wel noemen. De heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 251