27 JUNI 1991 278 neem aan dat dat dan ook bekend zal zijn, zodat je dan niet gaat zeggen: we gaan een onderzoek doen naar een ondergrondse garage, maar we weten nog niet welke functie we er bovenop zetten. Ik denk dat dat toch noodzakelijk is, zeker als je het op een korte termijn wilt realiseren. De laatste vraag is: heeft het college nagetrokken hoe de exploitatie van andere, vergelijkbare, ondergrondse garages is en is het voor Breda financieel haalbaar? Mevrouw VAN BERGEN-NUEHOLT Dit krediet voor de voorbereiding van de ondergrondse parkeergarage wordt door ons tevreden ontvangen, omdat het de bouw van een parkeergarage mogelijk moet maken. Dat in eerste instantie. Het probleem bij ons ligt eigenlijk in dit voorstel, dat het ook weer verwijst naar onderdelen vanhet concept-structuurplanbinnenstad, naarhetS.V.V. endevervoerregio; allemaal plannen met nobele doelstellingen, maar nog geen van alle vastgesteld en in die zin dus een probleem. Ik wildaarverder niet op ingaan; de wethouder heeft mij met het vorige voorstel daarop al voldoende antwoord gegeven. Er is hier een hele korte, door omstandigheden, voorbereidings tijd, waarin erg veel moet gebeuren. In het raadsvoorstel staat dat er externe bureaus worden aangetrokken voor voorbereiding en verbouw, daarmee kunnen wij van harte instemmen, ook omdat juist in die korte tijd zorgvuldigheid toch een heel belangrijk iets is om zo'n groot project goed te realiseren. Ik heb wel nog een vraag ten aanzien van de inspraak. Kunt U aangeven hoe die inspraak zal gaan gebeuren? Dat wordt ons ingegeven ook door de vakantietijd die nu komend is en wij hopen dat de inspraak toch voldoende aandacht krijgt. In de commissie heb ik een vraag gesteld ten aanzien van de overige parkeergarages omdat die nu even worden verschoven in aandacht, maar dat mag er zeker niet toe leiden dat ze uit beeld zullen zijn, zodat ook die zeker zullen doorgaan. Dat in reactie op overige opmerkingen van collega-commissieleden. Wethouder RöMKENS Ik wil graag in de eerste plaats antwoorden op de vragen over de parkeergarage en dan sluit ik af met mijnheer Van Gurp met betrekking tot de 400.000,--. De relatie met het concept structuurplan binnenstad is hierin gelegen, en dat is misschien een geruststelling ook in de richting van de heer Van de Steenoven, dat het uitgangspunt is dat er geen toename van het aantal parkeer plaatsen binnen de singels zal plaatsvinden. Daarin moet deze parkeergarage passen. Maar ik heb er ook duidelijk bij gezegd: je kunt pas aan een aantal maatregelen, dat in hetzelfde concept structuurplan en ook in andere nota's en het rijksbeleid tot uitdrukking komt, mevrouw Van Bergen refereerde daaraan, invulling geven als je een redelijk alternatief hebt. Wij kunnen pas praten over het autovrij maken van een Grote Markt en een Kasteelplein, en andere maatregelen nemen alsjeook een redelijk alternatief hebt. Dat is toch iets dat nadrukkelijk speelt, ook met betrekking tot het kernwinkelapparaat; daarvoor moet de bereikbaarheid van de stad op een redelijke wijze met de gemotoriseerde voertuigen mogelijk blijven. We kunnen natuurlijk wel zeggen: dat moet je niet met de auto doen, maar het gebeurt wel en wij willen daarop een adequaat antwoord geven. Dat betekent dat het principe van herschikking en geen toename nog altijd uitgangspunt is, tenzij de raad daarover straks anders zal beslissen, maar dat ligt dus niet in de rede. Een tweede opmerking die ik zou willen maken is dat in dit voorstel is aangegeven dat in september nadrukkelijk de consequenties van een eventueel te realiseren parkeergarage, tegen de achtergrond van de hier gedachte investering van 30 miljoen, zowel naar de overige parkeervoorzieningen in Breda, alsook naar de tarieven in beeld worden gebracht. Dus op het moment dat U straks definitief besluit over het al dan niet bouwen van een parkeergarage, moeten die antwoorden zijn gegeven en daarmee zit ik al een beetje in de richting van de heer Van Gurp. Daarin is ook betrokken de eventuele situatie met betrekking tot het effect op het vluchtgedrag naar andere gebieden - ik heb toen Arendshof en het winkelcentrum Etten-Leur genoemd - voor wat betreft de aanpassing van die tarieven. Ik heb toen ook gezegd: ik zou me kunnen voorstellen, uitgaande van het gegeven dat in principe de parkeerkosten kostprijsdekkend zijn, dat dat ook gepaard

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 278