1 juli 1991 306 dat er eens gekeken zou moeten worden naar een beperktere opzet van een nieuwe schouwburg. Ook de zorg rondom het behoud van het monument die hierin wordt verwoord delen wij. Of de invulling zou moeten zijn zoals dat in het voorstel staat, kunnen wij op dit moment niet beoordelen. Desalniettemin zal de fractie toch tegen dit voorstel stemmen, omdat het uitgaat van één locatie en zoals ook uit ons betoog blijkt willen wij niet op voorhand een beperking van het aantal te onderzoeken locaties hebben en alle mogelijkheden op dit gebied wat dat betreft in ieder geval nog openhouden. Mevrouw NEEB-WIEGERSMA De V.V.D.-fractie geeft het college natuurlijk alle vrijheid om het program van eisen, of elementen daarvan, zoals U dat noemt, te onderzoeken. Maar heb ik goed begrepen dat dan de raad daarna bij keuzes wordt betrokken? Nu ik het over die keuzes heb, in mijn eerdere verhaal heb ik al gezegd: vele stappen en vele keuzes zullen moeten worden gemaakt. Ik heb daarbij wat voorbeelden genoemd. Ik heb het gehad over taakstellende bedragen en wat daarin wel en wat daarin niet begrepen moet worden. Als de exploitatiekosten oplopen, nemen we dan meer of minder in het hele program van eisen op? Wordt dit soort keuzes ook aan de commissie ad hoe of aan de raad voorgelegd? Dat was eigenlijk mijn vraag. Daarom stelde ik ook voor, maar ik heb daarop geen antwoord gehad, om een procedurevoorstel naar de raad te brengen, zodat wij weten in welk stadium de raad betrokken wordt bij een hele hoop zaken, want de V.V.D. wil toch wel in een heel vroeg stadium bij het gehele proces vanaf het begin echt worden betrokken, want in die lijdensweg die we de laatste jaren hebben gehad hebben we niet zoveel zin meer. Ik ben blij te horen dat U zich distantieert van de uitspraken in De Stem van zaterdag. Ik betreur het dat dit soort zaken toch in de pers komt. Hoe dat moet of hoe dat is gegaan, weet ik niet. Het doet in ieder geval geen goed aan de hele voortgang van de schouwburg. U had het over goede gesprekken met Het Brabantse Orkest, die er zijn geweest. Dan betreur ik toch ook de opstelling van Het Brabantse Orkest, want die geeft ook een reactie waarmee ik niet zo erg tevreden ben. Wij weten dat de pers vaak veel kwaad kan doen, maar dit soort zaken doet echt helemaal geen goed aan de voortgang van een schouwburg, te meer daar wij Het Brabantse Orkest enorm hard nodig hebben bij de verdere plannen voor de schouwburg. De heer DE LEEUW Wat ons betreft staat het program van eisen nu niet ter discussie, het blijft voorlopig een uitgangspunt. Er wordt door de wethouder gezegd dat men nu geen keuze maakt tussen de mogelijkheid van één locatie of meerdere locaties. Twee locaties wordt wel gesuggereerd in het mogelijke onderzoek. Mocht het zo zijn dat er wordt gekozen voor twee locaties, dan willen wij nu graag weten of wij er dan vanuit kunnen gaan dat één van die locaties de huidige stadsschouw burg is. Want wij denken dat als je op twee locaties gaat zitten en je neemt daarbij de stadsschouw burg niet mee, dan ben je heel erg bezig met kapitaalsvernietiging. Mijn tweede vraag betreft het stukje dat in de krant heeft gestaan over Het Brabantse Orkest. Als ik de wethouder goed begrijp dan zegt hij dat het gezegd is in een bredere context; dan moet ik er dus vanuit gaan dat de citaten zoals die in de krant staan ook werkelijk zijn gezegd, maar als dat niet zo is wil ik dat graag nog horen. Mocht het niet zo zijn, dan wil ik wel weten hoe zo'n zaak dan toch zo in de pers kan komen en hoe de problemen rond de hele publiciteit in feite kan worden voorkomen. Met andere woorden, hoe wij in ieder geval de zaak kunnen aanpakken, zodat ook via de publiciteit wat minder grimmig wordt opgetreden. De heer GARRITSEN Voorzitter, ik begin maar met de inhoud van de motie. De wethouder geeft toe dat een aantal zaken misschien te lang heeft geduurd, er zitten te veel periodes tussen. Maar die motie is niet voor niets zo geformuleerdHet college heeft uitdrukkelijk en met name de wethouder die daaraan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 306