7 MAART 1991
33
afwachting van het definitieve raadsvoorstel. Wanneer mogen
we dit voorstel verwachten? Voor het succes van de horeca-
activiteit en de grootschalige muziek- en theateractivitei
ten is een goede bereikbaarheid van de schouwburg met name
per auto en autobus een onmisbare voorwaarde. Daarbij gel
den dezelfde eisen die we bij de begroting 1991 al in het
algemeen formuleerden ten aanzien van het structuurplan
voor de binnenstad, teneinde de regionale verzorgingsfunc
tie van de binnenstad te behouden: goede voorzieningen voor
de fiets, ruim baan voor het openbaar vervoer maar ook vol
doende goede parkeerplaatsen voor de auto. Wij vragen het
college om een evenwichtige benadering van de drie vervoers-
categorieën want dat is essentieel in de concurrentieslag
met andere culturele knooppunten. We hopen dat de voor juni
aanstaande aangekondigde voorstellen inzake de invulling
van de verkeer- en vervoercluster van de door ons bepleite
evenwichtige benadering blijk zal geven. Met voldoening heb
ben ook wij gezien dat de Zuidelijke Rondweg wordt vermeld
bij de aanpassing op onderdelen van de hoofdwegenstructuur.
Een onderwerp dat in de kadernota nog niet is opgenomen be
treft de financiële consequenties van de binnenkort te be
handelen nota reservepolitie Breda. Bij de besluitvorming
over de reorganisatie van de Bredase politie op 24 april
1990 heeft de raad al impliciet ingestemd met de instelling
van een korps reservepolitie. Naar het zich laat aanzien
kunnen de kosten daarvan niet volledig binnen de politiebe
groting worden opgevangen. Zoals bekend ontmoet het bij de
V.V.D-fractie geen bezwaar als daartoe een beroep op de al
gemene middelen moet worden gedaan. De reservepolitie kan
immers naar onze overtuiging een bijdrage leveren aan de
verbetering van de politiezorg in onze stad. Over deze ka-
dernotabehandeling valt de schaduw van een onheilspellende
ontwikkeling rond het financieringstekort van het Rijk en
het antwoord daarop in de zogeheten tussenbalans. Rijksbe
zuinigingen worden weer in onevenredige mate afgewend op de
gemeenten, zoals in het begin van de tachtiger jaren. De
rust die er sinds 1986 dankzij het bestuursakkoord met het
toenmalige kabinet in de financiële relatie Rijk/gemeente
bestond, lijkt thans ten einde. Het lang uitblijven van een
nieuw bestuursakkoord was al een veeg teken. We spraken
daar al eerder over in de raad. Kennelijk werd een derge
lijk gentlemen's agreement door de huidige regeringsploeg
niet bijster begeerd. De ommekeer is niet helemaal onver
wacht. Al vanaf het aantreden van dit C.D.A./P.v.d.A.-kabi
net bestaat er bijvoorbeeld onzekerheid omtrent de handha
ving van de jaarlijkse investeringsimpuls. Breda verkeert
in de gelukkige omstandigheid, dat het eventueel wegvallen
van deze impuls vanuit de algemene reserve kan worden gecom
penseerd, maar de risico reservepositie laat naar onze me
ning niet toe een dergelijke financieringswijze op ruimere
schaal en voor minder structurele activiteiten toe te pas
sen. De gevolgen van de tussenbalans zullen op een andere
wijze moeten worden opgevangen en een heroverwegingsopera
tie lijkt dan ook onvermijdelijk. We hebben met instemming