26 SEPTEMBER 1991 349 milieu of kan het worden gecombineerd? Ik denk dat je daarin toch heel duidelijk moet zijn. Op het moment dat je als gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan maakt en je bent tevens knooppunt en tevens aangewezen om zeg maar de verstedelijking binnen de grenzen op te pakken, maar op het moment datje daarvoor bent aangewezen zit je in feite al met het praktisch volgebouwd zijn van de stad binnen de grenzen, dan wordt het natuurlijk heel moeilijk. Dan is de vraag in hoeverre je als Breda nog kunt groeien. Dat is de spanning die opduikt. Om twee punten van die spanning eruit te halen en dat is aan de ene kant wat meerdere fracties hebben genoemd: kijk eens naar de landbouw. De milieubelasting daarvan is toch aanzienlijk en landelijk maar ook lokaal en provinciaal is het zo dat men zegt: die groei moet minder worden. Het landbouwareaal zou moeten worden ingekrompen en dat betekent natuurlijk een stuk sanering. Daarover hebben nogal wat mensen hele duidelijke meningen, bijvoorbeeld een commissie Mansholt, waarin dacht ik ook de voorzitter van deze vergadering nog al eens heeft geparticipeerd. De landbouw moet nog sterker worden teruggedrongen omdat hij eigenlijk toch een beetje haaks staat op het milieubeleid en de doelstellingen die je wilt realiseren. Dus bepaalde zaken zouden moeten worden versneld. Anderzijds zijn wij van mening, als je naar de groei kijkt, dat je ook op diezelfde kritische wijze naar andere sectoren zou moeten kijken en dan denk ik met name waar het gaat om de enorme uitbreiding, expansie, van allerlei kantorencomplexen. En met name die onderbouwing in de stukken is vaak toch te gering vinden wij. Als we concreet kijken naar de milieubeleidshoofdstukken en dan praat je natuurlijk over een ouder structuurplan van de stad, maar ook over het structuurplan voor de binnenstad, dan denken wij: daar zouden zeker vanuit datgene dat we vanavond aannemen toch accenten kunnen komen, een aantal plannen zou nog eens moeten worden bijgesteld en dat is in de reacties ook naar buiten gekomen. Bijvoorbeeld als we kijken, en dat is momenteel aardig in discussie, naar de invulling van een gebied Heilaar/Steenakker, de aanleg van de Westtangent. In de reactie op bezwaren daartegen dat je zo'n autoweg niet zou moeten aanleggen, wordt nü gesteld, en gelukkig, dat het een weg wordt met een lokale functie. Op zich is die zaak toch wat teruggebracht. Maar in de reactie wordt niet gezegd dat zeg maar een paar maanden geleden er nog een ander verhaal onder lag. Op zich is die bijstelling verheugend maar het is natuurlijk zo dat de groepen die hebben gereageerd op dat soort ontwikkelingen en andere ontwikkelingen natuurlijk gelijk hebben, dat de gemeente daar een beleid inzette: het wordt tijd om daar een andere koers in te slaan. Hetzelfde betreft, waarover de P.v.d.A. spreekt, de golflocatie. Op het moment dat je een beleid hebt uitgestippeld in een structuurschets, in een bestem mingsplan, waarmee je altijd akkoord bent gegaan moet je die procedure van de milieu-effectrapportage, zoals ook P.v.d.A. zegt, afwerken en op dat moment neem je die besluitvorming. Dat is een keuze. Ik begrijp nu dat de P.v.d.A.-fractie zegt, en dat verheugt me: dat moet je eigenlijk niet doen, je moet nu eigenlijk zeggen: op grond van dit gemeentelijk milieubeleidsplan, kijkend naar de doelstellingen daarin, wat je met beekdalen wilt, wat je met de ecologische hoofdstructuur wilt, moet je die procedure van de M.E.R. en de procedure van het ontwerp-bestemmingsplan - dat nog weer ter visie moet komen te liggen, het bestemmingsplan buitengebied waarvan het een onderdeel gaat worden - bijstellen. De reactie van het college op een aantal insprekers met name over die golflocatie is toch niet helemaal volledig. Het college zegt: in feite maken we nog geen keuze. Op zich is het zo dat de M.E.R.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 349