7 MAART 1991
35
bevolking betrokken te houden bij de ontwikkeling van hun
stad. Daarnaast hebben we gewezen op het belang van het le
veren van kwaliteitsprodukten. Gezien de hoeveelheid aan
plannen die er op ons afkomt vragen wij ons opnieuw af of
we hiertoe in personele zin voldoende zijn uitgerust. We mo
gen zeker niet vastlopen bij de uitvoering van onze eigen
plannen. Kijken we naar het financieel meerjarenperspectief
dat in de kadernota wordt gepresenteerd, dan zien we, afge
zien van de onzekerheden rond de tussenbalans, een gezond
beeld. De reservepositie komt niet onder druk te staan, ter
wijl de risico's volgens afspraken in het programakkoord
duidelijk inzichtelijk gemaakt zijn en ruim worden afge
dekt. Naast de 13 miljoen voor normale onrendabele inves
teringen, wordt voorgesteld om nog eens 60 miljoen in de
komende drie jaar te investeren in grote knooppuntprojec
ten. Als we de zaak goed bekijken dan dringt de vraag zich
op of het bedrag van de 13 miljoen voor onrendabele inves
teringen wel voldoende is en of dit bedrag geen aanvulling
behoeft. De verdeling van de 60 miljoen investeringscapa
citeit over cultuur-, verkeers- en vervoersprojecten, en de
binnenstad lijken ons inziens zinvol. Een deel van dat be
drag kan onttrokken worden aan de algemene reserve, indien
het Rijk de geraamde investeringsimpulsen voor 1993 en
1994, hetzij slechts gedeeltelijk of mogelijk geheel niet
beschikbaar stelt. Mocht het echter zo zijn dat van deze in
vesteringsimpuls er toch een belangrijk deel van het Rijk
naar Breda stroomt, dan ziet D66 dit als een uitbreiding
van de investeringscapaciteit voor de komende jaren. Het re
sultaat van de tussenbalans heeft zeker gevolgen voor Bre
da. Welke gevolgen en tot op welke hoogte is nog niet duide
lijk. Ook is niet duidelijk welk aandeel van die bezuinigin
gen wij weer door moeten schuiven naar derden. Kunt U ons
hierin zo spoedig mogelijk inzicht geven? Op dit moment
spreken we ons als raad alleen uit over de voorgestelde bud
gettaire capaciteit. De nadere uitwerking komt pas bij de
invulling van het investeringsplan. Toch wil D66 nu reeds
een aantal opmerkingen maken, dat bij de nadere uitwerking
meegenomen kan worden. Met nadruk willen wij prioriteit ge
ven aan de milieucomponent bij de investeringen in ver
keers- en vervoersprojecten. Het terugdringen van de automo
biliteit zal hierbij uitgangspunt dienen te zijn. Bij de
keuze tussen het oplossen van knelpunten voor gemotoriseerd
verkeer enerzijds en het oplossen van milieuknelpunten an
derzijds, zal D66 voor het laatste kiezen. De vervoerregio
speelt daarbij een belangrijke rol. Zo kennen wij bijvoor
beeld nog het knelpunt van de riolering. In de nota "Werken
aan water" wordt duidelijk gemaakt dat het oplossen van dit
knelpunt nog de nodige extra inspanningen vergt. Extra in
vesteringen kunnen leiden tot verhoging van de rioolbijdra-
ge. Breda heeft in het verleden maatregelen genomen om die
extra middelen bij elkaar te krijgen. Kunnen we daarmee vol
staan om het genoemde punt adequaat op te vangen? Dan krij
gen we te maken met de druk van de sanering van vervuilde
gronden, dat zal zwaarder op het gemeentelijk budget gaan