26 SEPTEMBER 1991
352
en ik ben blij dat de heer Van de Steenoven en ook anderen dat nog eens een keer
onderstreepten, milieubeleid is niet op de eerste plaats een kwestie van extra geld
ergens inpompen. Milieubeleid is op de eerste plaats een kwestie van kijken in je
bestaande taakstelling, hoe je daaraan op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze
invulling kunt geven. En dan blijkt een hele hoop bestaand beleid, vanuit een
bepaalde optiek benaderd, nadrukkelijk te passen binnen dit milieubeleid. Daarnaast
is het zo dat wij als gemeente met een gemeentelijk milieubeleidsplan niet eventjes
het milieu gaan veranderen. Wij zijn een radertje in een groter geheel en dat geldt
met name als ik dan praat over gemeentegrenzen overstijgende projecten zoals het
beekdalengebied in Breda-Zuid. Je loopt dan ook aan tegen streekplannen waarin
de kassenbouw in bepaalde gebieden nadrukkelijk wordt aangewezen, mijnheer Van
de Steenoven. U weet dat het streekplan van een andere orde is dan het gemeentelijk
milieubeleidsplan. Nogmaals, U kunt van deze wethouder zeggen wat U wilt, maar
op de eerste plaats kan ik niet paardrijden, ik heb nog nooit een lans in mijn armen
gehad, kortom, ik ben geen Don Quichot. Ik wil mij best inzetten voor een hele hoop
zaken maar het moet realiteit zijn of, om met de voorzitter van deze raad te spreken,
trekken aan een dood paard, zeker als je af en toe wat last van je rug hebt, is niet
al te best. Dan kan ik mijn energie beter gebruiken. Ik ben het wel met U eens dat
initiatieven in het kader van ecologische landbouw nadrukkelijk ondersteuning zouden
moeten krijgen, maar U noemde terecht daarbij een element en - dat geldt ook in
de richting van de heer Garritsen - namelijk dat daarmee een stuk bedrijfsvoering
öf anders öf eindig is. In het kader het van eindigen van de bedrijfsvoering moeten
er ook zodanige saneringsmaatregelen beschikbaar zijn, en ik kijk in de richting van
het Ministerie van Landbouw en het Ministerie van Economische Zaken, dat ook
degene die aan die bedrijfsbeëindiging zijn medewerking geeft, verzekerd is van een
toekomst, zoals wij met dit milieubeleid toekomst willen realiseren. Ik ga op dit
ogenblik niet in op de opmerkingen met betrekking tot golf. Ik wil hier toch nadrukke
lijk zeggen, wij hebben een M.E.R.-procedure ingezet, we hebben nu een milieube
leidsplan, de M.E.R.-procedure is niet afgerond en we zullen aan de hand van die
M.E.R.-procedure nadrukkelijk moeten beoordelen of en in welke mate golf op de
beoogde locatie realiseerbaar is. Als we op dit ogenblik, mijnheer Garritsen, dit proces
stoppen, vind ik dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur, omdat je een procedure
bent ingegaan. Maar het zal duidelijk zijn dat op basis van de M.E.R.-rapportage
van de commissie een confrontatie met de uitgangspunten die hier zijn gesteld één
van de wegingsfactoren zal zijn en dan zullen pas voorstellen aan de orde komen
voor wat betreft aanpassingen respectievelijk wijzigingen in het bestemmingsplan
buitengebied.
De heer GARRITSEN
Voorzitter, misschien één opmerking. Het is mijn mening dat de wethouder daarin
volstrekt gelijk heeft. Mijn opmerking was meer gericht in de richting van de P.v.d.A.
die nü zegt: eigenlijk moet je stoppen, dat begrijp ik een beetje, of zeggen ze: die
procedure moet nog gewoon worden doorgezet. Van onze kant was het duidelijk.
We hebben daarmee nooit ingestemd, dat is weer een ander verhaal, maar ik was
benieuwd ook met name naar de reactie van P.v.d.A., of ze zeggen: de procedure
verder gewoon afwikkelen.