26 SEPTEMBER 1991 353 De heer VAN DE STEENOVEN Ik heb niets gezegd over M.E.R.-procedures, het woord M.E.R. heb ik zelfs niet in de mond genomen. Ik denk dat U achteraf gezien gelijk hebt gehad in Uw vroegtijdig afwijzen van de golfbaan, maar U kon ook niet voorzien wat voor nieuwe initiatieven er kwamen en wat dat betreft had onze fractie toch denk ik gewoon nog onvoldoende inzicht in de situatie en heeft het M.E.R.-onderzoek de nodige gegevens opgeleverd. Ook de discussie hierna en het feit dat er nu toch misschien wel door die golfbaandis cussie initiatieven komen om juist daar te komen tot een of andere vorm van ecologische landbouw, hebben mij ertoe gebracht om hier te zeggen: gemeente, neem je eigen beleidsvoornemens en je actiepunten serieus en steun dat soort initiatieven. Maar ik heb ten aanzien van de M.E.R.-procedure niets gezegd. Ik denk dat het zorgvuldig is, behoorlijk bestuur verlangt dat, dat we de procedure afhandelen. Wethouder RöMKENS Zo had ik ook de opmerking van de heer Van de Steenoven begrepen, dat hij van dit college niet anders verwacht dan dat wij op een behoorlijke manier met initiatieven omgaan als die in procedure zijn. Maar dat een toetsing aan de uitgangspunten van dit milieubeleidsplan mede wegingsfactor is, staat voor iedereen in deze raad naar ik hoop als een paal boven water. Ik had willen afsluiten met een laatste opmerking en dat is wat de heer Van de Steenoven zegt en dat geldt ook een beetje in de richting van de heer Meeuwissen en de heer Van Gurp. Zij zeggen: het is nu een managementprobleem. De heer Meeuwissen zegt: een realistische presentatie moet nu komen in het vervolgtraject en de heer Van Gurp zegt: het gaat nu om het uitvoeringsprogramma. Ik wil daarover toch geen misverstanden laten bestaan, het is méér dan een managementprobleem. Ik denk dat het straks ook een politiek probleem wordt en misschien dat wij elkaar wat dat betreft op korte termijn in de ogen moeten kijken en wellicht ook nog een keer bij de kadernota. De heer VAN DE STEENOVEN Op een paar dingetjes wil ik nog even ingaan. Er is door verschillende sprekers gesproken over de tegenstelling groei- milieu. Ik vind dat in het algemeen een nogal academische discussie en je kunt alleen maar bij hele concrete gevallen iets zinvols daarover zeggen. Ik vind het verhaal van mijnheer Garritsen daarin veel te ver gaan en ik denk ook niet realistisch. Hij zegt: als we ons milieubeleid serieus nemen moeten we de groei van de stad en dan noemt hij kantoren en dergelijke, maar stoppen. Ik denk dat het wat naïef is om te denken dat, als wij ons ruimtelijke ordeningsbeleid zo strikt gaan toepassen, dan die kantoren er niet komen. Die worden dan alleen maar verplaatst en ik denk dat dat dus niet zoveel zin heeft. Ik denk dat je kwalitatief moet toetsen, dat je gewoon moet zeggen: er liggen plannen voor kantoren of woonwijken, voldoen die wel aan onze milieurandvoorwaarden? Op die manier moetje te werk gaan, maar om nu te zeggen: het milieu eist dat we de groei zwaar gaan afremmen? Als we dat beleid als gemeente gaan voeren zie ik daarin geen milieurendement, daarin zie ik alleen maar verplaatsing van de problemen. De kassenbouw: natuurlijk is het zo als hogere overheden iets aanwijzen, dan hebben we daarmee serieus rekening te houden, maar we hebben toch ook nog een eigenstandige verantwoordelijkheid en we kunnen ook overleg voeren met hogere overheden en duidelijk maken dat wij het geen verstandig beleid vinden. Onze fractie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 353