26 SEPTEMBER 1991 363 is het in stand houden van de lokale zorg voor de minima. De belangrijkste beleidsmaatregel hierbij, en dit toch ook een beetje een reactie op wat de heer Garritsen net naar voren bracht, ik denk dat juist deze beleidsmaatregel helemaal niet ingewikkeld in elkaar zit, is het hanteren van lagere aflossingsbedragen waarbij mensen die een geldlening nodig hebben toch al gauw, als je praat over een geldlening op basis van een aflossing van drie jaar, een voordeel behalen van 700,-- a 800,-. Hoe noodzakelijk zo'n regeling is, blijkt denk ik wel uit rapporten als "minima zonder marge" en ook nog onlangs uit een werkbezoek dat de commissie M.D.S.O. aan het I.M.W. heeft gebracht, waarin duidelijk blijkt hoe belangrijk de materiële hulpverle ning is in het totale hulpverleningsaanbod. De totale gelden voor het échte nieuwe beleid, zeg maar dit beleidsterrein, bedragen 700.000,--, waarvan dan naar die lagere aflossingsbedragen toch bijna 300.000,-- gaat. Daarnaast creëert U ook een buffer en dat is dan gezien de financiële verantwoordelijkheid bij de gemeente. Ik denk dat het al met al een verantwoord beleidspakket is. Tenslotte blijft het natuurlijk belangrijker om op andere beleidsterreinen van het gemeentelijk beleid juist die keuzes te maken die ervoor zorgen dat minder mensen gebruik hoeven te maken van die bijzondere bijstand. Ook met name op het terrein van de werkgelegenheid dienen ons inziens verdergaande vormen van samenwerking gestalte te krijgen tussen de verschillende instellingen, waaronder sociale dienst en arbeidsbureau. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Wij beginnen nu toch enige voordelen te bespeuren van het decentralisatiebeleid. In de afgelopen jaren heeft de totale raad achter de gemeentelijke maatregelen gestaan om mensen die in bepaalde situaties niet over voldoende middelen beschikten en daardoor niet in hun primaire levensbehoeften konden voorzien, te helpen. De daarmee gepaard gaande discussies over het op-is-op-beleid, wel of geen inkomensbe leid, wel of geen open-einde-regelingen, wel of geen primaire levensbehoeften, kunnen nu dan worden afgesloten. De gemeente Breda heeft met het minimabeleid de afgelopen jaren bepaald geen minimaal beleid gevoerd. Wij hebben nu de bijzondere bijstandsregeling en daarmee het bijzondere bijstandsbeleid, dat met schuldhulp verlening/sanering van de gemeentelijke kredietbank en voldoende voorlichting een hele goede voorziening vormt. Wij vinden het, zoals dat heet, een goede zaak dat Breda zich houdt aan de criteria die ook daarbij horen. Geen bijzondere drempel bedragen, geen studiekosten voor boven de achttienjarigen. Nu kunnen alle burgers die dat nodig hebben, aankloppen en zullen zij allemaal op gelijke wijze worden behandeld. Je kunt dat noemen: gelijke monniken, gelijke kappen. Een ander punt is, en dat heb ik al eerder gezegd in de commissie maar nu vraagt de V.V.D.-fractie het U, dat er moet worden opgepast dat wij wel een reële voorlichting blijven geven. Breda met de muppieteksten: ik denk dat deze toch een kant opgaan die meer lijkt op reclame en zoals U weet zit in reclame altijd een gedeelte van misleiding en lichtelijke overdrijving. Ik denk dat er effectievere manieren zijn om voorlichting te geven en ik denk dat wij de grote schijn, zoals op de muppieteksten is af te lezen, iets moeten mitigeren. Een ander voorstel waarop het C.D.A. zelf niet is teruggeko men maar wat wij toch ondersteunen, is denk ik dat er een andere naam zal moeten worden gevonden voor "minimabeleid". Het C.D.A. had een eigen formulering daarvoor. Ik vond het een heel juiste en ik vind het prima, maar zoals het C.D.A.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 363