30 SEPTEMBER 1991 384 Aan de orde is een aantal aanvullende maatregelen in het kader van de financiële sanering van woningbouwvereniging Volkshuisvesting. Gezien de geschiedenis van deze woningbouwvereniging is het naar ons oordeel terecht dat de gemeente een groot deel van de verantwoordelijkheid met betrekking tot deze sanering op zich neemt. Wij zijn dan ook blij met het feit dat er nu overeenstemming is bereikt over een integraal pakket van maatregelen die moeten leiden tot een gezonde woningbouw vereniging. In het voorstel zit voor ons een groot knelpunt: het betreft de verkoop van sociale huurwoningen. In het voorstel is niet genoemd waar wélke panden verkocht gaan worden. Wel is later een lijstje geleverd met panden die in 1988 op de nominatie stonden te worden verkocht maar niet zijn verkocht omdat het streefbedrag toen eerder dan verwacht binnen was. Het gaat uiteraard te ver om hier in discussie te gaan welke panden wel of niet mogen worden verkocht. In grote lijnen wil ik dit erover zeggen. In principe zijn wij heel duidelijk tegen de verkoop van sociale huurwoningen. Complete complexen worden echter mogelijk afgestoten. Het argument is dat de sociale huurwoningen moeten worden verkocht om het sociale woningbezit veilig te stellen. De prijs die hiervoor wordt betaald is naar mijn smaak te hoog. Het is bekend dat op korte termijn de gemeente niets meer te zeggen heeft over het al dan niet verkopen van sociale huurwoningen door woningbouwverenigin gen. De gemeente laat hier echter een kans lopen om zelf voorwaarden te stellen waaronder sociale huurwoningen zouden mogen worden verkocht. Ik denk dan aan criteria met betrekking tot huurhoogte, verhuurbaarheid, woonmilieu-differentiatie en leeftijd van de woning. Met deze criteria kan de gemeente dan in de toekomst het overleg met de woningbouwverenigingen in. Op deze wijze zonder meer akkoord gaan met de verkoop van de sociale huurwoningen is voor ons onaanvaardbaar. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX In de commissie volkshuisvesting is heel diepgaand inhoudelijk gediscussieerd over deze aanvullende maatregelen en er zijn bijzonder veel standpunten uitgewisseld. Eén ding is zeker: we zijn er nog niet. En dat blijkt ook duidelijk uit de besluiten die vanavond aan ons worden voorgelegd. Namelijk onder voorwaarde dat het Centraal Fonds 15 miljoen achtergestelde lening verstrekt, stelt U voor: ten eerste een eenmalige bijdragen te verstrekken van 1,3 miljoen, vervolgens een renteloze lening van 1,1 miljoen en de eerder verstrekte lening van 3 miljoen om te zetten in een eenmalige bijdrage. Dat bijelkaar zo'n 5,4 miljoen die we stoppen in deze woningbouwvereniging om de claims uit het verleden tot aan de verzelfstandiging te vereffenen. Maar als dit claims uit het verleden zijn, waarom dan de conditie dat het Centraal Fonds 15 miljoen verstrekt? Claims hebben toch niets van doen met een aanvraag voor bedrijfsgerichte steun voor het optrekken van de onderhoudstoe- stand? Is deze voorwaarde dan toch niet maar alleen eufemistisch bedoeld, of anders gezegd: welke realiteitswaarde moeten wij eigenlijk hieraan toekennen? In dat verband hebben wij ook in de commissie gesteld dat dit voorstel slechts een volgende stap is in de saneringsroute. Wat doen we als het Centraal Fonds niet of geheel niet of zelfs wat minder toeschietelijk is? Zeggen wij dan: terug die eenmalige bijdrage en terug die omzetting van lening in bijdrage? Kan dat eigenlijk wel bij zo'n noodlijdende woningbouwvereniging? Ik denk als ik dit zo overzie dat de eerstvolgende voorzitter ook nog niet plezierige dagen tegemoet gaat en zeker nog niet zou kunnen zeggen: "ik kwam, ik zag en overwon". Tenzij ze een Caesar binnen halen. De V.V.D.-fractie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 384