30 SEPTEMBER 1991 388 tot niets, heeft geleid. Dat betekent dat wij hebben moeten kijken: hoe gaan wij daarmee verder. In het kader van de hele binnestadsontwikkelingen zijn wij van mening dat beide locaties een kans bieden om een goede invulling te krijgen in het totale binnenstadsplan. Op welke wijze dat zal gaan gebeuren kan ik niet zeggen. Of dat onmiddellijk sloop van beide locaties betekent is ook nog onduidelijk. Want uiteraard wachten wij op Uw mening over dit plan voordat wij gelijk daar definitieve plannetjes gaan maken. Dat wij daarbij moeten oppassen dat een voortijdige beëindiging van de bewoning leidt tot verdere verpaupering in de buurt: ik denk dat wij het daarover met zijn allen eens zijn. Wij zullen dus op het moment dat dit besluit definitief is in ieder geval intern gaan bekijken hoe wij oplossingen kunnen verzinnen, zodat die verpaupering niet een verdergaande verloedering van onze binnenstad betekent. Ik zal daarop graag in de commissie nader terugkomen. Ben je dan niet irreëel bezig, verkoop van woningwetwoningen, zoals de heer Maas zegt. Verkoop van woningwetwoningen is natuurlijk met name interessant op het moment dat die woningwetwoningen ook nog een bepaalde marktfunctie hebben. Op het moment dat wij moeten constateren dat bepaalde woningen geen enkele marktfunctie meer hebben, integendeel: onverhuurbaar blijken te zijn, is het natuurlijk beter om effectief te gaan kijken hoe wij, weliswaar via een omweg en via de saneringsbijdrage, dan een woningbouwvereniging nog zijn sociale functie kunnen laten vervullen, dan consequent te zeggen: wij houden die woningen in stand, terwijl wij weten dat daar geen vraag naar is en het eigenlijk alleen maar meer tot verloedering leidt. Ik denk dat het ook in het belang van de buurt is. Op deze manier de woningbouwvereniging in staat te stellen zijn functie verder te kunnen vervullen komt alleen maar ten goede aan de sociale volkshuisvesting. De heer MAAS Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd om een aantal criteria op grond waarvan zou kunnen worden overgegaan tot het verkopen van woningwetwoningen. De wethouder gaat nu, tot mijn verbazing overigens, in op één criterium en dat is met betrekking tot de verhuurbaarheid. Betekent dat dat in overleg met de woningbouwvereniging er voornamelijk of zelfs alleen panden verkocht zouden worden waar de verhuurbaar heid een probleem is? Daarop zou ik nog wel graag een reactie willen. Met betrekking tot de Visserstraat: ik voorzie zoals de zaken nu ervoor liggen, dat er een verdere oprukking van detailhandel en horecagelegenheden en dergelijke in de Visserstraat en de Nieuwstraat gaat komen. En dat lijkt mij een hele slechte ontwikkeling. Ik denk dat in het kader van het structuurplan Nieuwstraat-Visserstraat er toch gekeken zal moeten worden om die twee straten heel duidelijk weer een woonbestemming te geven en de city-vorming in de binnenstad tegen te gaan. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Wij hadden het over de realiteitswaarde van het voorstel en wij hebben ook gezegd: wat doen wij dus nu, wanneer het Centraal Fonds niet over de brug komt? Het college stelt dan: wij gaan dan opnieuw onderhandelen met volkshuisvesting om te kijken wat wij dan verder gaan doen. Maar overeind blijft dan dat er een eenmalige bijdrage is verstrekt van 1,3 miljoen, dat er een renteloze lening is van 1,1 miljoen en een eerder verstrekte lening van 3 miljoen om te zetten in een eenmalige bijdrage. Voornamelijk van die laatste twee heb ik al gezegd: U kunt wel overleggen, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 388