30 SEPTEMBER 1991
405
zich coöperatief opgesteld nadat was besloten tot de proef. Ons inziens past het dan
ook niet en dat slaat terug op die vooringenomenheid, de inbreng van de winkeliers
vereniging in de rapportage af te doen met een zinnetje: het geeft geen enkele
toegevoegde waarde. Er is wel meer over geschreven, ook in het preadvies, maar
dat is iets wat wij zeker niet verwachten aan te treffen in een voorstel als dit, nadat
er zoveel met elkaar is gewerkt en gesproken, overwogen en voor en tegens zijn
afgewogen. Het overaccentueren van een afwijkende mening van een enkele winkelier
of enkele winkeliers is onnodig. Het gaat om het elkaar overtuigen op basis van
argumenten en op de manier zoals dit wordt overgeaccentueerd, heeft dat het gevaar
in zich dat gevoelens ontstaan van zich uitgespeeld voelen ten opzichte van elkaar
als winkeliers. En dat is geen goede zaak. Een ander aspect: zowel de K.N.O.V., de
Kamer van Koophandel en de winkeliers hebben het gevoel overgehouden dat hun
inbreng onvoldoende serieus is genomen. Wij hebben donderdagavond opnieuw nog
een brief gekregen van de voorzitter van de winkeliersvereniging waaruit dit blijkt.
Het is bijvoorbeeld moeilijk verklaarbaar, en wij hebben het in de commissievergade
ring ook erover gehad, dat het K.N.O.V.-rapport zo wordt bekritiseerd in het pread
vies, terwijl heel duidelijk vaststaat dat de onderzoeksopzet zowel inhoudelijk als
onderzoekstechnisch door de begeleidingscommissie, waarin de diverse diensten van
de gemeente zaten met K.N.O.V., met de Kamer van Koophandel en met de
winkeliers, is vastgesteld en de rapportage werd geaccordeerd. Zo zijn meer
voorbeelden aan te halen, maar ik wil kort zijn. Ik wil even verwijzen ook naar
datgene wat wij eerder in het kader van R.O.-procedures met elkaar hebben
besproken, hetzelfde feit dat de gesprekspartners van de gemeente het gevoel
vertolken onvoldoende serieus te worden genomen. Wij verzoeken U heel dringend
te voorkomen dat de werkwijze van de gemeente daartoe aanleiding geeft. Een laatste
punt. Geconstateerd moet worden dat de voorstellen, vanuit het gemeentelijk
vastgestelde beleid, het ongewenste effect kunnen/zullen hebben van het verder
uitzakken van het kernwinkelapparaat naar het zuiden. Het C.D.A. is van mening
dat de economische aspecten van hun voorstellen alsnog aan de orde hadden dienen
te komen in de commissie economische zaken en zal daarop zelf ook in de commissie
economische zaken nog nader terugkomen. Kunt U ons in dit verband nu al vast
toezeggen, dat de gemeente de nodige voorwaarden zal scheppen voor een goede
ontwikkeling van dit gebied?
De heer VAN GURP
Ik wil in eerste termijn kort zijn omdat wij ten aanzien van dit voorstel geen nieuwe
vragen hadden, maar alleen een stemverklaring wilden geven. Ik wil dan ook de
antwoorden van de wethouder op diverse gestelde vragen, met name de vragen uit
de richting van de V.V.D., afwachten en in tweede termijn verder op dit voorstel
ingaan.
De heer GARRITSEN
Inhoudelijk kan ik mij volstrekt vinden in het verhaal van de heer Peeters van de
P.v.d.A.-fractie. Ik heb zelf alleen richting V.V.D. een enkele vraag. Ik heb niet het
idee dat er echt nieuwe argumenten kwamen. De heer Derijckere heeft zelf in de
commissie een aantal aspecten heel duidelijk toegelicht vanuit zijn visie en U neemt
het wat over. Ik heb niet het idee dat het op grond van argumenten is, maar dat er