30 SEPTEMBER 1991 411 gekomen - tot een conclusie komen, aangeven op basis van welke elementen in dit geheel wij tot die conclusie zijn gekomen. Wij hebben een hele duidelijke open vraag gesteld en deze is, dat wij U verzoeken om te voorkomen dat de werkwijze van de gemeente aanleiding geeft om zich verongelijkt te voelen vanuit de burgers. Ik denk dat dat een hele duidelijke vraag is en wij willen ook graag antwoord daarop hebben. Het feit dat zich dit voordoet - en ik zeg ook niet dat het altijd voorkomt, dat heeft U mij niet horen zeggen, maar er is een aantal voorbeelden aan te halen waarover we in de commissie en ook in de raad hebben gesproken - is op zich al een signaal dat we toch even zouden moeten kijken naar: doen we het altijd wel even goed? Wie niet werkt maakt geen fouten, maar laten we eens even terug gaan kijken: hoe hebben we dat nu aangepakt en hebben we inderdaad daartoe aanleiding gegeven. Denken is nooit weg. Dan de formulering ten aanzien van de breedteassen en de lengteassen en dat ook in de richting van de heer Garritsen: we hebben op dit moment het vigerend economisch beleid dat we proberen niet te stimuleren, laat ik het zo zeggen, althans zoveel mogelijk tegen te gaan, dat het kernwinkelapparaat verder uitzakt. Ik zeg niet dat we door deze maatregel en dat hebben we in de commissievergadering duidelijk ook van economische zaken gehoord, het uitzakken stimuleren, maar in ieder geval wordt het uitzakken vergemakkelijkt en ook in het collegevoorstel staat duidelijk dat er een verandering van branches zal optreden. In dit kader vragen wij: bespreek toch eens met elkaar in de commissie economische zaken of en via welke voorwaardenscheppende maatregelen we dit zoveel mogelijk kunnen voorkomen. Voorkomen kun je niet alles, dat is niet mogelijk, en het uitzakken zul je op den duur ook niet meer kunnen voorkomen, maar dan denk ik dat we gewoon even de feiten heel klaar en duidelijk onder ogen moeten zien en dat ook met elkaar kunnen vaststellen. De heer VAN GURP Ik heb in de eerste termijn gezegd dat ik even af wilde wachten hoe de wethouder op de vragen van de kant van de V.V.D. zou reageren. We weten allemaal dat de leden van de V.V.D.-fractie in de commissie op eigen persoon oordelen en adviezen geven en dat het dus ook kan zijn dat zij in de raad een andere mening zijn toegedaan. Hoor ik het verhaal uit de commissie en nu, dan kunnen zij blijkbaar die stap maken, wij kunnen dat niet. Ik dank de wethouder voor de antwoorden die hij heeft gegeven in eerste termijn en ik zou dan nu ook over willen gaan tot het geven van het standpunt van de fractie van D66. Als politieke partij krijg je bij veel voorstellen te maken met tegenstrijdige belangen van de verschillende groepen uit de samenleving. Zo ook bij dit voorstel. Hier hebben we te maken met de belangen van het openbaar vervoer, het langzaam verkeer, de bewoners, milieubelangen en last but not least winkeliersbelangen. De fractie van D66 beseft dat het leven van kleine zelfstandigen niet altijd over rozen gaat en dat ze daarbij ook te maken krijgen met maatregelen van de kant van de gemeente die op gespannen voet kunnen staan met hun belangen. Toch wil de fractie van D66 vanavond een keuze maken, een keuze die wellicht voor sommige winkeliers hard is, maar voor andere aanleiding geeft tot vreugde. De fractie van D66 is op basis van ons bekende gegevens en na afweging van alle belangen en van alle keuzes tot het oordeel gekomen dat de balans doorslaat naar het continueren van de huidige proefafsluiting van het Van Coothplein. Daarbij willen we nadrukkelijk opmerken dat we hopen dat eventuele negatieve gevolgen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 411