29 OKTOBER 1991 432 initiatief kunnen worden overgedragen, taken die ten onrechte nog altijd door de gemeente zelf worden uitgevoerd. In het verleden zijn met privatisering goede resultaten geboekt. Voor alle duidelijkheid, bij privatisering heeft de V.V.D. niet het gesubsidieerde maatschappelijk middenveld op het oog, maar het bedrijfsleven dat voor eigen rekening en risico de gemeentelijke taak ter hand neemt. Het college is voornemens bij het uitbrengen van de Kadernota 1993 voorstellen te doen over de verwerking van de Tussenbalans in de begroting. Het is zeer wel denkbaar dat over de vraag welke activiteiten moeten worden verminderd of beëindigd en over de vraag wat onder gemeentelijke kerntaken moet worden verstaan, en dat is inderdaad een politieke vraag, daarin heeft mevrouw Heerkens volledig gelijk, binnen het college verschillen van mening rijzen. Slaagt het college er desondanks in een compromis te vinden, dan is er het risico van een politiek-riskante confrontatie met de raad, zeker als de voorstellen zo zijn geformuleerd dat er weinig meer te veranderen valt. Daarom lijkt het ons gewenst dat het college dit moeizame werk verricht in nauw overleg met de vier fracties die het programakkoord hebben gesloten. Juist omdat het programakkoord in het geding is, zou het college er wijs aan doen eerst de fracties te raadplegen en pas daarna zijn saneringsarbeid daadwerkelijk aan te vatten. Wij zouden graag vernemen hoe het college en de fracties van C.D.A., P.v.d.A en D66 denken over onze suggestie om in een gezamenlijk beraad van wethouders en vertegenwoordigers van de fracties, bijvoorbeeld de fractievoorzitters en de financiële specialisten, op korte termijn met elkaar van gedachten te wisselen over de opvang van de Tussenbalans en andere rijksmaatregelen in relatie tot het programakkoord. En dit in elk geval op een zodanig tijdstip dat ligt vóórdat het college de formulering van de eindredactie van zijn heroverwegingsvoorstellen ter hand gaat nemen. Uiteraard moet het overleg door het college worden voorbereid, het mag niet leiden tot vertraging bij de kadernotaprocedure. De verslechterde inkomenspositie van de gemeenten wordt ten dele veroorzaakt door de verlaging van de woningbouwproduktie en het effect daarvan op de algemene uitkering uit het gemeentefonds en de opbrengst van onroerend goedbelasting. Dat is iets wat in elk geval niet aan het Rijk kan worden verweten. Misschien was voor de eerstkomende jaren nog wel een handhaving van het produktieniveau haalbaar geweest, als door tijdige aanpassing van bestemmingsplannen de mogelijkheden tot verdichting van bestaande bebouwing beter hadden kunnen worden benut. Maar aan verdichting kleven echter ook grote bezwaren en ook dan maakt het gebrek aan bouwlocaties binnen de huidige gemeentegrenzen na 1994 een voldoende bouwstroom onmogelijk. Het is rampzalig dat Breda dan zelfs niet meer in staat zal zijn haar inwonertal te handhaven. Ook voor kantoren- en bedrijventerreinen dreigt een minstens even ernstig locatieprobleem. Dat heeft in mindere mate directe gevolgen voor de gemeentelijke inkomsten, maar voor de ontwikkeling van Breda is het echter funest als de huidige sterke positie in het economische krachtenveld niet meer op eigen grondgebied kan worden waargemaakt. De ruimtenood belemmert zowel de verdere economische ontwikkeling van Breda als de door de nota volkshuisvesting beoogde maximale differentiatie van aantrekkelijke woonmilieus, waaronder de door de V.V.D. zo gewenste vrije sectorbouw. Zoals bekend hebben wij ons al bij de behandeling van het rapport van de commissie Konijnenbelt op het standpunt gesteld dat de Bredase ruimtenood en de daarmee samenhangende financiële problematiek alleen werkelijk afdoende kan worden opgelost door gemeentelijke herindeling. We

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 432