29 OKTOBER 1991 433 hebben dat standpunt gekozen, omdat we overtuigd zijn van de onvermijdelijkheid daarvan. Het is met pijn in het hart, maar er staat ons geen andere weg open. Daardoor gaat onze voorkeur uit naar substantiële grenscorrecties. Verwacht het college in het komend jaar hoopgevende ontwikkelingen in verband met de oplossing van dit probleem? Breda is met betrekking tot gemeentelijke herindeling volledig afhankelijk van de inzichten van Den Bosch en Den Haag, zodat het college geen enkel verwijt treft mocht een en ander niet naar wens verlopen. Anders ligt dat met bestuurlijke processen, die wel tot de gemeentelijke verantwoordelijkheden behoren. Zo roept het alsmaar uitblijven van besluitvorming over het structuurplan voor de binnenstad bij ons steeds meer vragen op. Het ambtelijk ontwerp is medio 1990 gepubliceerd en volgens de planning zou het definitieve voorstel van het college kort na de jaarwisseling 1990-1991 aan de raad ter vaststelling worden aangeboden. Inmiddels is al bijna één jaar vertraging opgetreden. Aanvankelijk verkeerden wij in de veronderstelling dat onvoldoende ambtelijke capaciteit voor het verwerken van de inspraakresultaten debet is aan het uitstel. Is dit inderdaad de oorzaak mijnheer de voorzitter en zo ja, waarom heeft het college zich niet van externe bijstand voorzien? Of ligt de oorzaak dieper? En is er wellicht sprake van verschillen van inzicht binnen het college over een zo gevoelige materie als de evenwichtige afstemming van milieubelang en economisch belang? Het was verder voor ons een onaangename verrassing onlangs te moeten vernemen dat de provinciale planologische commissie de vloer zou hebben aangeveegd met het ontwerp-structuurplan. Het zou onder andere ontbreken aan een toekomstvisie over de kwaliteit van de binnenstad, zowel in economisch als in sociaal en cultureel opzicht. Er zou onvoldoende relatie worden gelegd tussen de binnenstad en de rest van de stad. De hoofdverkeersstructuur zou onvoldoende zijn aangegeven. Het behoud van de historische binnenstad zou onvoldoende worden gewaarborgd. Als dit inderdaad zo is, dan heeft het college kennelijk een totaal verkeerde aanpak gehanteerd, en is daardoor veel tijd verloren gegaan. Waarom is de raad daarover niet op een behoorlijke wijze ingelicht? Dergelij ke informatie lijkt ons van meer gewicht dan de mededeling van het college, dat het college besloten heeft een onderzoek te laten doen naar het openen van de Gedempte Haven. De heer GARRITSEN Ik vind het aardig dat de V.V.D.-fractie met die vraag komt, maar ik neem aan dat de wethouder van de V.V.D. in het college de stukken wel kent en op de hoogte was van de inhoud van het advies. De heer TAKS Wij spreken het college toe, mijnheer Garritsen. De heer GARRITSEN Dat weet ik, maar ik zeg dit niet omdat ik het niet prima vind dat U die zaak aankaart. Maar ook hier is een paar keer gevraagd naar het advies en dat was er toen niet volgens collegeleden. Het was er wel! Dat heb ik U toen hier ook medegedeeld. Maar wat interessant is om te weten is of U de kritiek van de provincie deelt op het plan, want U citeert daaruit. Dat is prima, maar het zou aardig zijn als U zou zeggen dat dat inderdaad ook standpunten zijn die de V.V.D.-fractie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 433