29 OKTOBER 1991
447
De VOORZITTER
Ik deel U mede dat er een aantal moties is ingediend, één motie van D66 en een
drietal moties van Groen Links. Die moties zijn voldoende ondersteund, zullen worden
vermenigvuldigd en maken vervolgens onderdeel uit van de beraadslagingen. Er is
een amendement ingediend door de fractie van de P.v.d.A. Zoals bekend kunt U
nu via Uw fractievoorzitter exemplaren krijgen van de beschouwingen zoals die door
de collega-fractievoorzitters zijn gehouden. Het is nu vijf voor negen. We hebben
met elkaar afgesproken dat we een half uur zouden pauzeren, dat betekent dat ik
de vergadering schors tot vijf voor half tien.
SCHORSING.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
BEANTWOORDING COLLEGE.
De VOORZITTER
Dames en heren, deze beschouwingen staan toch met name in het teken van de stilte
voor de storm. De stilte voor de storm, daar waar het gaat om de doorwerking van
de bezuinigingen zoals de rijksoverheid die heeft aangekondigd en zoals die ook voor
de gemeente Breda nogal forse gevolgen heeft gekregen. Dat neemt niet weg dat
er het afgelopen jaar natuurlijk toch een groot aantal projecten is gestart, al dan niet
in het kader van het programakkoord. Het college wil in de toch enigszins krappe
tijd proberen de vragen, zoals die door de diverse fracties zijn gesteld, zo goed
mogelijk te beantwoorden. Op mijn terrein is er met name een aantal vragen gesteld,
of liever gezegd opmerkingen gemaakt, dat betrekking heeft op de hele bestuurlijke
problematiek waar Breda mee worstelt, daar waar sprake is van een tekort aan ruimte
voor woningbouw en voor industrievestiging. De fracties van V. V.D. en D66 hebben
in dat opzicht vragen gesteld, opmerkingen gemaakt over de commissie Schampers.
Tegelijkertijd heeft de fractie van D66 het een en ander opgemerkt over de nieuwe
samenwerkingsvormen zoals die in het rapport "Besturen op niveau 2" door het
kabinet naar voren zijn gebracht. Ik geloof dat het goed is om nog eens in het kort
te herhalen wat voor het college ook de komende periode, het komende begrotings
jaar het kader zal zijn van de discussie over deze bestuurlijke reorganisatie in de
Bredase regio. Het is het driesporenbeleid waarover we al eerder met elkaar hebben
gesproken; enerzijds met elkaar bezig zijn met die gemeentelijke herindeling, waarover
zo dadelijk nog wat meer, op de tweede plaats het bezig zijn met de uitwerking van
het rapport van de commissie Konijnenbelt en op de derde plaats is dat de verbetering
en de verandering/versterking van de positie van het Stadsgewest c.q. de verkleining
op een aantal punten. Ten aanzien van die drie hoofdsporen wil ik me graag op dit
moment beperken tot wat opmerkingen over de twee eerste sporen. Over de
gemeentelijke herindeling valt eigenlijk op dit moment niet zo vreselijk veel nieuws
te melden, buiten dat wat U in de kranten heeft gelezen. Wel denk ik dat er voor
de gemeente Breda, uit de uitlatingen zoals die door Gedeputeerde Staten de
afgelopen tijd zijn gedaan, een paar belangrijke conclusies vallen te trekken. Voor
het college van B W van Breda staat in ieder geval voorop dat het bij die
gemeentelijke herindeling zal moeten gaan om drie zaken: op de eerste plaats het