29 OKTOBER 1991
468
Wethouder DE BRUIJN
Communicatie is een onderwerp dat verschillende fracties in hun algemene
beschouwingen hebben opgenomen. Een mooi voorbeeld van communicatie is, denk
ik dat wat hier tussen college en raad plaatsvindt. Voor ons is duidelijk wat wij met
elkaar doen, maar wij moeten constateren, samen met de fracties van het C.D.A.
en D66, dat bij de burger niet altijd even duidelijk is wat wij met hen regelen als
wij het over communicatie hebben. De duidelijkheid laat weieens te wensen over.
Ik denk dat het ook in de commissie weieens nadrukkelijk aan de orde is geweest,
dat dat één van de redenen is, waarom wij hebben gekeken naar de noodzaak tot
herijking van de inspraakverordening. Het zal duidelijk zijn, de inspraakverordening
is al een lang leven beschoren, echter wij moeten ons afvragen of dat nog toegespitst
is op de communicatievormen zoals wij die op dit moment presenteren en of de
richtlijnen ten aanzien van de communicatievormen nog voldoende zijn. Inspraak,
informatie en participatie alsmede de procedures, maar ook de rol van de verschillen
de diensten en de rolverdeling tussen de diensten, als ook de rol van de centrale
afdeling voorlichting en externe betrekkingen zal bij de notitie in ieder geval
nadrukkelijk aan de orde komen. Een eerste bespreking van die notitie verwachten
wij begin volgend jaar. Wat betreft de opmerking van D66, over consumentgericht
publieksvriendelijk handelen, denk ik dat het duidelijk zal zijn dat we bij de opzet
van het stadskantoor met name de centrale hal als centraal punt in die zin moeten
gebruiken. Het zal duidelijk zijn dat wij op die manier de burger optimaal willen
bedienen. Een soort one-stop-shopping, waarbij het op dat moment niet de bedoeling
is dat de auto dan ook voor de balie kan stoppen - U kent de besluitvorming omtrent
de parkeermogelijkheden - maar het betekent wel dat wij de burger daar direct willen
bedienen en de relatie tussen de balie en de achterliggende diensten nadrukkelijk
in beeld willen hebben. Wij zijn ermee bezig om op dit moment de procedures
daarvan duidelijk te krijgen. Het zal niet meevallen. Er zullen best schoonheidsfoutjes
aanzitten in het begin, maar al doende leert men en ik ben ervan overtuigd dat met
een goede begeleiding en een goede kwaliteitsbewaking naar de toekomst toe, zeker
daaraan optimaal invulling kan worden gegeven. Ik ga over naar de sector sport en
recreatie. Er is in de sector sport en recreatie een duidelijke heroriëntering aan de
gang over de vraag: welke zaken moeten wij op langere termijn aanpakken en waar
zijn wij mee bezig op langere termijn? Op dit moment moeten wij constateren dat
wij veel aan investeringen en accommodaties hebben gedaan, overigens een van de
belangrijkste aspecten van de sector sport en recreatie, omdat die hele sector zo'n
beetje aan elkaar hangt van het vele vrijwilligerswerk dat plaatsvindt. Totaal hebben
we 23.000 sporters; exclusief de ongeorganiseerde sporters. Dit geeft toch aan dat
wij daarmee toch een bepaald publiek bedienen. De wijze waarop wij voor de sector
sport en recreatie naar de toekomst zullen gaan kijken, zal in eerste instantie dezelfde
zijn als voor alle andere afdelingen/diensten, namelijk een discussie over de
kerntaken. Wat zijn wel en wat zijn geen kerntaken. De definitie voor kerntaken zal
tot een uiteindelijke besluitvorming moeten leiden. Wij kunnen daarbij ook denken
aan privatisering, dat is met name door de C.D.A-fractie gevraagd. Uiteraard behoort
dat tot de mogelijkheden, alleen zullen wij daarbij verschillende dingen tegelijk
moeten afwegen. Allereerst de efficiency, namelijk wat zijn de voor- en nadelen en
in de tweede plaats wat zijn de effecten voor de burgers. Politiek zullen wij dat
uiteraard nadrukkelijk moeten bekijken en een afweging moeten maken. Wij hebben