29 OKTOBER 1991 469 in de hele privatiseringsronde rond de tennisbanen nadrukkelijk geconstateerd wat het negatief effect zou zijn voor de gemeente en toen hebben wij ook in overleg de zaak afgeblazen. Maar op zich blijft privatisering altijd tot de mogelijkheden behoren. Op de tariefstellingen in de sector sport en recreatie zijn zowel de V.V.D. als het C.D.A. ingegaan. De kostendekkendheid bij verschillende tarieven wordt onderkend, maar kunnen wij zeker niet bij de sector sport en recreatie onderkennen. Mochten wij overgaan tot kostendekkende tarieven, dan zal het duidelijk zijn dat dat nogal wat gevolgen zal hebben voor het gebruik van de accommodaties. Dat betekent namelijk een verdubbeling van de tarieven voor de binnensportaccommodaties en een verdrievoudiging voor de buitensportaccommodaties. Op zich kunnen de tarieven best in de totale afweging worden betrokken alleen zullen wij dan inzicht moeten hebben in de prijselasticiteit, met andere woorden als wij de prijs verhogen, hoeveel mensen krijgen wij dan minder binnen dan wel wat is het uiteindelijke netto-effect? Ook dat zal nadrukkelijk betrokken worden bij de verdere besluitvorming. Ten aanzien van de vraag van de C.D.A.-fractie over de sportfaciliteiten voor studenten het volgende. U weet dat er vorig schooljaar een experiment is geweest met een zogenaamde sportkaart, een studentenpaspoort voor sportvoorzieningen. De effecten daarvan worden op dit moment geëvalueerd en in overleg met de Bredase Studenten Sportstichting zal bekeken worden of het experiment verder voortgezet zal moeten worden. Op dit moment wordt er met name in de richting van de gemeentelijke accommodaties gekeken hoe de wensen van de studenten kunnen worden ingevuld. Het derde punt is de volkshuisvesting. Wij moeten constateren dat volkshuisvesting landelijk misschien op de politieke agenda iets naar de achtergrond is gedrongen, hoewel de heer Heerma toch zeer voortvarend op een creatieve wijze tracht zijn taakstellingen te realiseren. Plaatselijk betekent dat voor ons een decentralisatie van taken. Een van de eerste beleidsvelden zo moeten wij daarbij constateren die te maken hebben met decentralisatie is het invulling geven aan datgene dat ons wordt opgedragen. Voor de gemeente ligt de toekomst ingekaderd door die decentralisatie, maar ook door de scheiding van verantwoordelijkheden tussen de verschillende marktpartijen. In de nota Volkshuisvesting hebben we uitgaande van de uitgangspun ten die ons nadrukkelijk zijn opgelegd, geprobeerd hoofdlijnen van beleid te ontwikkelen en die hoofdlijnen van beleid om te zetten als taakstellingen. Is het de meest normale vorm om beleidslijnen op te nemen als taakstellingen? Misschien is dat niet helemaal normaal, maar het is wel handig want zij zijn toetsbaar op dat moment. Op het moment dat zij toetsbaar zijn dan kun je ook kijken of het beleid is uitgevoerd zoals wij dat hadden gewild en waar bijstelling moet plaatsvinden. Die beleidslijnen zullen moeten leiden tot uitvoeringsbesluiten op basis waarvan wij verdere acties kunnen ondernemen. De wijziging van beleid die met name in deze nota aan de orde is, is de veranderende functie van de gemeentelijke overheid van oorspronkelijk het betrokken zijn bij de directe uitvoering van het beleid, naar meer een sturing en controle van het beleid. Bij die totale ontwikkeling van het beleid, dus die veranderende rol als gemeentelijke overheid, maar ook de decentralisatie van taken die door het Rijk zijn afgestoten, is voortdurend aan de orde geweest welke taakje nog wel moet handhaven en welke taakje rustig als gemeente kunt afstoten. Op basis daarvan is in de nota een basispakket opgenomen van de noodzakelijke activiteiten. Een bijkomend probleem waar wij in de toekomst ook nog tegen aan zullen lopen is decentralisatie in relatie tot taak en toezicht van de woningbouwvereni-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 469