29 OKTOBER 1991
470
gingen. Per 1 januari 1993 zal een verbreding plaatsvinden inzake het toezicht naar
de woningbouwverenigingen toe. Dat is op zich op dit moment nog niet uitgekristalli
seerd, maar daarover wordt in Den Haag gediscussieerd. Zowel het C.D.A. als D66
hebben bij de decentralisatie aangegeven, of daarbij voldoende extra middelen
meekomen. De heer Römkens heeft al aangegeven: hoe zit het met de efficien
cykortingen? Ik denk dat wij hier niet al te optimistisch moeten zijn over de
uiteindelijk meekomende financiële mogelijkheden van het Rijk. Duidelijkheid is
daar nog niet over, maar er zingen wat geluiden door de gangen. De nota plussen
en minnen heeft het een en ander met zich meegebracht ten aanzien van personele
bezetting en financiën en heeft geleid tot het voorstel dat hier voorligt, waarbij wij
aan de commissie hebben aangegeven welke activiteiten daarvoor kunnen worden
verricht en moeten worden verricht. Er is aangegeven waar capaciteit vrijvalt en waar
capaciteit nodig is. Om de financiële middelen aan te laten sluiten aan de noodzakelij
ke ontwikkelingen, is op een gegeven moment op basis van prioriteitsstellingen een
nadere invulling gegeven aan de activiteiten. Een ander belangrijk punt dat door
verschillende woordvoerders is aangehaald, is de samenwerking met de corporaties.
Ik denk dat wij dat wat breder moeten zien. Ik denk dat tengevolge van de
decentralisatie en de nieuwe taak van de gemeentelijke overheid, de samenwerking
van de gemeente met alle marktpartijen van wezenlijk belang is om een goed
volkshuisvestingsbeleid te voeren. Dan gaat het niet alleen over de corporaties, maar
dan gaat het ook over de beleggers, de eigenaren en niet in de laatste plaats over
de woonconsumenten. U ziet, er wordt weer flink overlegd. Maar dat is noodzakelijk
om gezamenlijk een goed volkshuisvestingsbeleid te kunnen voeren, waar elke
marktpartij datgene kan doen waarvoor hij kan worden aangesproken. Ik denk dat
het noodzakelijk is om die relaties met die verschillende marktpartijen ook vanuit
de volkshuisvestingsaspecten goed nader te bekijken. De problematiek van de
woningbouwvereniging volkshuisvesting, de P.v.d.A. vraagt daarvoor met name nog
even de aandacht, is U allen ten zeerste bekend. Wij moeten constateren dat de
tweede saneringsoperatie, die wij in gang hebben gezet met het laatste raadsbesluit,
ons de mogelijkheid heeft gegeven om de financiële positie nadrukkelijk in beeld
te brengen en te houden. Dat betekent dat wij verder zullen kijken hoe die financiële
positie er feitelijk uitziet, met name ook in relatie tot de ontwikkelingen bij de
aanvraag van het centraal fonds, waarover wij op dit moment nog geen uitsluitsel
hebben. Overigens heeft de woningbouwvereniging dat ook niet, want de vergadering
van oktober is uitgesteld naar november, dus dat weet nog niemand. Maar, in het
traject dat wij met de woningbouwvereniging verder zullen aflopen, zullen in ieder
geval alle opties, ook die van de P.v.d.A. die bij de algemene beschouwingen zijn
aangedragen, kunnen worden betrokken. Wij sluiten op dit moment niets uit, maar
alle marktpartijen moeten er op een gegeven moment mee akkoord gaan, als wij
bepaalde wegen willen bewandelen. Voorzitter, op de problematiek van de mindere
woningbouwproduktie bent U al ingegaan en de heer Römkens is daar ook al op
ingegaan. De problematiek die dat met zich meebrengt voor de woningzoekenden
in Breda zal duidelijk zijn, minder woningen betekent dat je minder snel de mensen
aan een woning kunt helpen en dat wij langere wachttijden krijgen. Overigens zijn
wij van mening, ook in relatie tot de nota Heerma, dat het volkshuisvestingsbeleid
niet meer tot de grenzen kan worden bekeken. Langzaam maar zeker zullen wij in
regionaal verband moeten gaan bekijken hoe wij met de woningtoewijzing moeten