29 OKTOBER 1991 471 omgaan en ik denk dat dat van groot belang is omdat de woningmarkt niet bij onze grenzen ophoudt, maar een groter gebied beslaat. De studentenhuisvesting. Het C.D.A. vraagt nadrukkelijk hoe dat gebeurt? In de commissie heb ik al aangegeven dat er op dit moment een bureau bezig is om een plan van aanpak op te stellen, waarbij de mogelijkheden en onmogelijkheden worden aangegeven van realisering van studentenhuisvesting, hetzij op nieuwbouwlocaties, hetzij in bestaande bouw. Nog dit jaar zal het eerste plan van aanpak gereedkomen en uiteraard zal via de doelgroe- penaanpak, zoals die in de nota Volkshuisvesting is aangegeven, extra aandacht binnen de beschikbare budgetten voor deze doelgroep plaatsvinden. Wat betreft de specifieke vraag van de P.v.d.A. over de cartotheek het volgende. Er is een werkgroep opgezet die zich gaat bezighouden met de opzet van een gebouwencartotheek. Dit is iets dat je gezamenlijk moet doen, omdat niet alleen de afdeling volkshuisvesting daarin een rol moet spelen, maar de volkshuisvesting zal hier nadrukkelijk aan de orde zijn. Daarnaast is een initiatief genomen om met de woningbouwverenigingen te kijken op welke wijze wij, in relatie tot de informatievoorziening volkshuisvesting, aan een totaal pakket van informatie voor het volkshuisvestingsbeleid gestalte kunnen geven. Begin volgend jaar zal de definiëring van de taken, onder andere wat moeten wij exact waarvan hebben, hoe heeft iedereen het opgeslagen en hoe kunnen wij dat op elkaar aansluiten, gereed zijn en dan zal dat uiteraard naar de commissie gaan. Wethouder KOEKKOEK Ik begin maar met de grote bestemmingsplannen. Op de raadsbrede vraag naar voorrang op de grote bestemmingsplannen, is ons college van mening dat hieraan inderdaad een grote prioriteit moet worden gegeven. De consequentie is dan wel, dat een aantal andere activiteiten op het gebied van de ruimtelijk ordening, met name verzoeken om artikel 19 procedures op verzoek van bouwers, beleggers en burgers, mondjesmaat kunnen worden gehonoreerd. Hierbij willen wij wel nadrukkelijk prioriteit geven aan de bouwprojecten. Op een vraag van de P.v.d.A. met betrekking tot de werkvoorraad van de afdeling ruimtelijke ordening kunnen wij melden dat de commissie ruimtelijke ordening in december een notitie van ons college daarover zal ontvangen. Op een vraag van de P.v.d.A. over de inhaalslag met betrekking tot de woningbouwlocaties, kan ik U antwoorden het college heeft besloten een coördinator woningbouwlocaties aan te gaan stellen. Onlangs is daarvan de advertentie verschenen. De binnenstad neemt in de algemene beschouwingen van de fractie voorzitters een grote plaats in en dat is ook terecht. De vraag van de V.V.D.-fractie naar de oorzaken van het uitstel van het structuurplan binnenstad kunnen wij als volgt beantwoorden. Op de eerste plaats zijn er geen, ik herhaal geen diepe verschil len van inzicht binnen het college over de toekomstige planontwikkeling van de binnenstad. In de tweede plaats was er echter wel een aantal ontwikkelingen op rijksniveau, dat elkaar snel opvolgde en van invloed was en is voor het structuurplan van de binnenstad. Ik noem U als enkele voorbeelden: de vervoerregio, de vierde nota Ruimtelijke Ordening extra en het landelijk structuurschema verkeer en vervoer. In de derde plaats is er een beperkte menskracht om het plan snel vorm te geven en tenslotte is het zo dat het concept-structuurplan zes tot zeven maanden bij de provinciaal planologische commissie voor advies heeft gelegen. Pas in de zomer van 1991 werd een ambtelijke tekst door het college ontvangen. Het college was van mening dat presentatie van die tekst gelijk kon oplopen met de publicatie van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 471