31 OKTOBER 1991 481 Mevrouw HEERKENS Maar ik ben wel blij, dat het is overgekomen. Ik zit hier ook niet om alleen maar aardig te zijn. De heer TAKS We hebben die discussie al zo vaak gevoerd, mevrouw Heerkens, in de commissie, in de raad. Iedere keer krijgt U weer antwoord van de wethouder, U gaat niet op zijn argumenten in, U blijft op eigen stellingen staan. Dat is geen discussiëren, misschien komt het nu wel. Mevrouw HEERKENS Precies, wie weet? Ik hoop nu eens echt een heel duidelijk antwoord te krijgen van de wethouder. Aan het eind van de vorige raadsperiode is een collegevisie gepresen teerd inhoudende een toekomstvisie voor het minderhedenbeleid in de jaren 1990. Belangrijk element hierbij is, dat meer nadruk gelegd zal worden op de vraagkant van de arbeidsmarkt. Natuurlijk met onverkorte aandacht voor de aanbodzijde van de arbeidsmarkt. En om met dit laatste aspect te beginnen: het college is inderdaad voortvarend te werk gegaan bij het ontwikkelen van de banenpool en daarbij staat centraal het op termijn bereiken van de evenredigheidsdoelstelling. En ik zeg het nog maar een keer: het terugbrengen van het werkeloosheidspercentage onder allochtonen tot een percentage zoals dat voor de totale beroepsbevolking geldt. Dat betekent dat de instroom van allochtonen meer dan evenredig dient plaats te vinden. En het college heeft dat zelf ook wel eens een keer naar voren gebracht. U noemde in Uw beantwoording een percentage van instroom van 25%. Volgens de rapportage van de stichting Werkraat zelf, over het derde kwartaal, steeg het aantal allochtonen binnen de groep licht van 16 naar 20% en het gemiddelde blijft op 18% zitten. Dan mag ik toch wel die kwalificatie gebruiken, omdat de instroom van allochtonen volstrekt onvoldoende is? En met betrekking tot de opmerking van ons over het hanteren van een streefcijfer, herinner ik U nog eens aan de discussie in de raad bij het invoeren van de banenpool. Letterlijk zei het college toen: streefcijfers nü zijn prematuur. Wellicht is het best verstandig over 1992 daar wèl over te praten. Vanwaar dan nu deze terughoudende reactie? Terug naar de tweede lijn van het arbeidsmarktbeleid: de vraagzijde, het intensieve betrekken van het bedrijfsleven bij het bevorderen van de werkgelegenheid onder allochtonen. Wanneer wij constateren dat het anderhalf jaar heeft geduurd voordat er een notitie op tafel lag en nu daarop een antwoord in de zin dat alle aandacht gericht moest zijn op het invoeren van het J.W.G. in de banenpool, wil ik nog het volgende opmerken. De notitie "Positieve actie op de Bredase arbeidsmarkt" bestaat voor meer dan de helft uit de samenvatting van eerder verschenen rapportages van het Rijk en het landelijk bureau racismebestrijding. Het gaat dan over de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden van positieve actie in enge zin en contract-complines. Ons inziens is dat gedeelte echt in één avond te produceren. Enig concreet actiepunt is dat de gemeente denkt aan het opzetten van voorbeeldprojecten. Hoe, met welke bedrijven, wanneer, is totaal niet uitgewerkt en dan blijven wij erbij dat hier een terughoudend beleid wordt gevoerd en verzoeken wij U met klem snel over te gaan tot de verdere uitwerking.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 481