31 OKTOBER 1991 492 dekkingsvoorstel of een begrotingswijziging bij moet zitten. Als wij zó de moties van de P.v.d.A. in het verleden hadden beoordeeld, dan hadden we er niet veel kunnen steunen, denk ik. Het één na laatste punt is het monumentenbeleid. Ik heb vandaag gezien dat de vragen van de D66-fractie over het pand Wijngaerden zijn beantwoord. Wat ons nog steeds verontrust is het volgende. Medio dit jaar is het rijksbeleid gedecentraliseerd. Het college heeft een besluit genomen om de Monumenten adviesraad te laten adviseren over het monumentenbeleid. Wij hebben begrepen dat de wethouder de Monumentenadviesraad over dat besluit absoluut niet heeft geïnfor meerd. Dat is pas dinsdag, toen wij hier zaten te vergaderen, gebeurd. Toen is duidelijk geworden dat zij die bevoegdheden hadden. Ik wil daar graag uitsluitsel over. Óver de beoordeling of het pand Wijngaerden een waardevol monument is het volgende. Wij hebben daarover vragen gesteld die nog niet beantwoord zijn. Wij vinden het onjuist dat over een rapport van de heer Kamphuis, bouwhistoricus, een telefoontje gaat naar de directeur van de Rijksdienst monumenten, terwijl die het rapport van de heer Kamphuis op dat moment nog niet heeft gelezen en hem toch wordt gevraagd: levert het nieuwe informatie op? Ik denk dat met name in het licht van de decentralisatie de M. AR. de instantie is, die daarover een oordeel moet vellen. As die tot de slotsom komt dat het nieuwe informatie is - en wij hebben van verschil lende deskundigen gehoord dat het nieuwe informatie is die voor die tijd niet bekend was - dan vinden wij dat de M.A.R. moet adviseren en dan kunnen we kijken wat we nog moeten doen. We weten best dat we met de rug tegen de muur staan, dat hebben we met het pand Hendriksen ook meegemaakt De heer SINKE Mijnheer Garritsen, wat heeft dit met de begroting te maken? De heer GARRITSEN Dit heeft met de begroting te maken, omdat we hiér ook over het monumentenbeleid hebben gepraat. Gebleken is dat één van de belangrijke adviesorganen die in dezen een functie heeft, in dit soort zaken niet wordt gekend en niet eens op de hoogte is dat het college dat besluit heeft genomen en pas afgelopen werd ze daarover geïnformeerd. Wij denken dat dat uiterst onzorgvuldig en onjuist is. Wij willen U vragen: ga nog eens kijken wat voor mogelijkheden er nog zijn; alleen het rapportje van de heer Kamphuis achten wij volstrekt onvoldoende. Het tweede punt waarover wij een motie hebben ingediend betreft de Kloosterkazerne. Voor ons is nog steeds onduidelijk hoe die zaak zit. Er wordt wel gezegd dat de pers zich er af en toe aan te buiten gaat door niet geheel juiste informatie te verstrekken, maar als in een studie over de locatie waarover het nu gaat wordt gemeld dat er mogelijk een deel van de 19e eeuwse vleugel zou kunnen worden gesloopt en dat dinsdag op tafel is gekomen het verhaal, dat naar mijn mening al eerder bij leden van de M.A.R. bekend was, dat die 19e eeuwse vleugel bij het totale monument behoort, dan denken wij: dat is toch wel erg laat. In de besluitvorming over die locatie zegt de raad toch redelijk unaniem: we pleiten er voor om het integrale model op die locatie neer te zetten. Dat zou dan kunnen betekenen: sloop van dat gebouw. Óok ten aanzien van dit geval vinden wij datje niet alleen met de Rijksdienst voor de monumentenzorg moet praten, maar rekening houdend met die decentralisatie had daarover overleg met de M.A.R. moeten plaatsvinden. Wij willen de wethouder vragen, en ik hoop dat hij die vraag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 492