31 OKTOBER 1991 498 Wethouder RöMKENS Zo ga ik wel verder, mijnheer Garritsen De heer GARRITSEN Op zo kort mogelijke termijn, zei U. Maar het moet niet zo gaan zoals met het pand aan de overkant dat, als ik het goed heb, op dit moment ook is gekraakt. Politiek vind ik dat nog niet zo'n probleem, maar je moet zorgen je dat snel een andere bestemming geeft aan de vrijkomende panden aan de Catharinastraat alsmede aan het vrijkomend pand van openbare werken. Pas in de afgelopen commissievergadering hebben we over stedebouwkundige randvoorwaarden gepraat, dan zeg ik: dat vind ik een hele korte termijn. Wethouder RöMKENS Voorzitter, laat ik mij beheersen, anders word ik echt kwaad. Ik probeer de heer Garritsen serieus te beantwoorden, maar op dit ogenblik wil hij voor de publieke tribune wat verhalen ophangen en daar heb ik echt moeite mee. De belangrijkste vraag is gesteld door de collegepartijen. Ik wil herhalen dat het college bereid is positief mee te denken, als op initiatief van de collegepartijen een verzoek wordt gedaan tegen de achtergrond van de TuBa-operatie in relatie met het programak koord, zonder dat er vertraging optreedt in de procedure richting Kadernota. Wij wachten met belangstelling de initiatieven af. In de richting van mevrouw Heerkens ben ik graag bereid haar toe te zeggen dat de ruimte voor nieuw beleid ontdooid moet worden, maar ik koppel dat heel nadrukkelijk aan hetgeen wat ik ook in eerste termijn heb gezegd, namelijk dat dit afhankelijk is van de mate waarin de bezuinigin gen worden gerealiseerd. Als wij binnen het totale pakket, gericht op een sluitende begroting, een dusdanig pakket van bezuinigingen kunnen realiseren dat daarin ook ruimte voor nieuw beleid is, dan kan Uw vraag met ja worden beantwoord en wellicht dat daarvoor dat overleg waarover we het straks hadden, een bijdrage kan leveren. Ik wil in de relatie tussen mevrouw Heerkens en de heer De Leeuw, althans voor wat betreft hun opmerkingen, zeggen dat ik noch somber, noch optimistisch ben over de bezuinigingen. Ik ben het met de heer De Leeuw eens dat er zwaar weer op komst is en ik ben het met mevrouw Heerkens eens dat wellicht door nadere besluitvorming van rijkswege de omvang van bepaalde bezuinigingsonderdelen anders zal uitvallen dan nu is geprognotiseerd. Dan heb ik het bijvoorbeeld met name over de gefaseerde afbouw van stadsvernieuwing. Ik moet er echter bij zeggen dat datgene dat in de eerste stroom zit, namelijk de tussenbalanseffecten buiten stadsvernieuwing en buiten decentralisatie, harde cijfers zijn. Die kan ik niet veranderen. Dus daar ben ik niet somber in, maar daar ben ik ook niet optimistisch in, daar ben ik gewoon feitelijk in. En dat betekent, rekening houdend met een afbouw van het te realiseren aantal woningen, mevrouw Heerkens, dat wij in 1996 op een bedrag van 5,9 miljoen zitten op dit onderdeel en daar zullen we toch met z'n allen aan moeten gaan werken. Dat betekent ook, los van de mate waarin de fasering voor stadsvernieuwing plaatsvindt, dat wij na stadsvernieuwing ook verantwoordelijk blijven voor het beheer van de stad en ik verwijs in dit verband naar het antwoord van collega Koekkoek in eerste termijn. Aanvullend in de richting van de heer De Leeuw kan ik zeggen dat, wanneer wij het pakket van bezuinigingen concreet gaan invullen, wij dan pas de gevolgen kunnen aangeven. Ik kan nu nog geen gevolgen aangeven als ik niet weet over welk pakket

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 498