7 MAART 1991
50
in de commissie besproken zal moeten worden. Wellicht, als
het nodig is, zullen we daarvoor nog een informatieve com
missievergadering of een raadsvergadering houden. In de
raadsvergadering van 2 mei zullen we de zaak definitief aan
de orde stellen. Mijn dank in ieder geval voor die positie
ve ondersteuning voor beide projecten. In die zin sluit ik
ook aan bij de positieve opmerking van de heer Koekkoek als
hij spreekt over een clean en helder voorstel inzake het
project nieuwbouw bibliotheek en stedelijk instituut voor
kunstzinnige vorming. Ook daarvoor wil ik op dit moment al
le waardering uitspreken. De heer Van Fessem spreekt over
de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer en hij ves
tigt nogmaals de aandacht erop, dat het college aandacht
dient te besteden aan de verkeersinfrastructuur, de ontslui
ting, het openbaar vervoer, de fietsroutes en de totale par-
keerproblematiekWe hebben dat overigens al eerder toege
zegd bij de behandeling in de commissie. De heer Van Fessem
wijst ook op het groot aantal bezoekers dat mogelijk, als
de schouwburg gerealiseerd wordt, het Van Coothplein zal be
zoeken of zal passeren. Wij denken dat we de commissie een
duidelijk antwoord hebben gegeven op de vraag: wat denkt
het college daaraan te gaan doen? Er zijn toen al wat moge
lijkheden genoemd. Die mogelijkheden zijn nu nog niet alle
maal uitgewerkt. Die zullen ongetwijfeld, als het defini
tief ontwerp straks klaar is, tot nader onderzoek moeten
leiden. Voor de rest zijn de opmerkingen van zowel de heer
Van Fessem als van een aantal andere leden meer een stemver
klaring waaruit de wil en de motivatie spreken, die ook het
college en de stuurgroep wellicht overeind hebben gehouden
in die toch moeilijke periode, waarin we met elkaar geste
ggeld en gediscussieerd hebben over het ontwerp en over de
zaken zoals ze nu op tafel liggen, maar die uiteindelijk
toch pas tot besluitvorming zullen moeten leiden als het de
finitief ontwerp op tafel ligt. De heer Koekkoek spreekt
over monumentenbeleid en interpreteert het als een beleid
van incidenten. Ik wil dat toch duidelijk tegenspreken. Als
op enig moment, zeker als het gaat om een beeldbepalend mo
nument op een historische plaats, een aantal zaken niet cor
rect is gelopen, wil dat niet zeggen dat een beleid zoals
dat is geformuleerd en vastgesteld door deze raad middels
de nota Monumentenbeleid, gekwalificeerd kan worden als een
beleid van incidenten. We hebben toen ook afgesproken dat
we begin 1991 de monumentenoverleggroep weer zouden starten
en dat we op basis van goed overleg vanuit de verschillende
verantwoordelijkheden binnen deze gemeente en vanuit ver
schillende werkvelden afspraken zouden maken over hoe we
met het monumentenbeleid zouden omgaan en daarover ook ver
antwoording zouden afleggen in de commissie. Ook in de vier
notities die in de nota Monumentenbeleid indertijd zijn toe
gezegd zitten ons inziens duidelijke aanzetten tot een ver
dere zuivering van het beleid en het beheer, en in de pre
ventieve sfeer zitten aanzetten om monumentenbeleid dat te
geven wat deze historische binnenstad verdient; het zal
niet altijd tot ieders tevredenheid zijn. Het zal ook vaak