31 OKTOBER 1991 504 een deelnota Langzaam Verkeer te ontwikkelen, waarin wij al die vragen integraal kunnen behandelen. Dan duurt het wel iets langer, dat ben ik met U eens, maar wij hebben er ook wel veel meer zicht op. Het gaat toch om een forse investering, als je denkt aan vrijliggende fietspaden en als je denkt aan fietsenstallingen die wij aan de rand van ons historisch stadshart willen bouwen en het wordt nog een hele klus om daarvoor überhaupt plaatsen te vinden. Dus ik blijf er toch bij dat ik dat soort vragen graag wil inkaderen in die nota Langzaam Verkeer. Over Uw opmerkingen over stadsvernieuwing is de opvatting van het college is de volgende. Er wordt nu gewerkt aan het formuleren van een plan van aanpak voor De Heuvel. Dat moet in het voorjaar gereed zijn. Wanneer je dat plan van aanpak moet omzetten in een tijdsfasering en daar geld naast moet gaan leggen, dan moetje natuurlijk in het oog houden dat er een aantal bezuinigingen op het fonds stadsvernieuwing zit aan te komen en dan moet je heel zorgvuldig met je geld omgaan en moet je wellicht ook een aantal zaken temporiseren. Hoe en wat precies is op dit moment niet te zeggen. De portefeuillehouder financiën heeft het ook al gezegd, wij verwachten op z'n vroegst in het voorjaar van staatssecretaris Heerma uitsluitsel in welke fasering Breda zal worden gekort en dan kun je daarop veel concreter je plan maken. Uw zorgen over de Driesprong heeft het college ook. Dat hebben wij ook verwoord in ons meerjaren plan stadsvernieuwing en wij denken dat als wij komen tot een nota Stedelijk Beheer, zoals wij ook al in het programakkoord hebben aangekondigd, dat wij dan ook een antwoord moeten geven op de vraag: wat doen wij met een wijk zoals de Driesprong. Naar de V. V.D.-fractie toe, het volgende: ik ben blij met Uw steun voor de instelling van een stuurgroep voor de binnenstad, waarin vanuit verschillende invalshoeken de belangen aan de orde komen die in de binnenstad aan de orde zijn. Uw vraag was: waarom doet U dat nu zo laat? Daarop kan ik het volgende zeggen. De kritische kanttekeningen die kwamen van de provincie en de ambtelijke notitie waarover ik in eerste termijn heb gesproken, gaven ons aanleiding om te besluiten om meer bestuurlijke aandacht aan het project binnenstad te geven en bovendien te streven naar een nog meer integrale benadering dan voorheen. Vandaar ook die breed samengestelde stuurgroep. Dan zegt U: het kost het college kennelijk moeite toe te geven dat het een dwaalweg heeft gevolgd. Ik moet U zeggen, het college heeft inderdaad in haar maag gezeten met die kritische kanttekeningen, heeft daarover ook een aantal keren gesproken en heeft onlangs besloten een 28-tal aspecten, hoofdpunten voor het structuurplan van de binnenstad, vast te stellen. Wij beschouwen nu een aantal kaartjes als stof waarmee ambtelijk gesproken kan worden met bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel, met bijvoorbeeld informeel de Provincie. Dat betekent dat wij die 28 elementen als een soort kapstok beschouwen en dat wij daar omheen een tekst zullen gaan maken. Een tekst die tegemoetkomt aan opmerkingen van de Provincie, die tegemoetkomt aan de inspraak die er vorig jaar is geweest en die ook tegemoet moet komen aan de opmerkingen die in de inspraakronden aan de orde komen. Dat geheel moet een verhaal opleveren, waarvan wij allen zeggen: dat is een goed structuurplan voor de binnenstad en dat leggen wij met veel plezier voor aan commissie en raad. Ik hoop de termijn te halen, maar ik ben het met U eens: beter iets later met een goed plan, dan erg snel met een slecht plan. In de richting van D66 wil ik zeggen dat ik het jammer vind, dat mijn antwoord in eerste termijn zo op U is overgekomen, zoals U dat in Uw tweede termijn heeft geformuleerd. Ik heb absoluut geen moeite met het functioneren in een college in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 504